•
Na 25 bedrijfsuren of ieder seizoen olie verversen. Bij
stoffige of vervuilde omgeving kan het nodig zijn de olie
vaker te verversen. Zie "OLIE VERVERSEN" in het
hoofdstuk Onderhoud van deze gebruiksaanwijzing (SAE
30).
TANKEN VAN BRANDSTOF (loodvrije benzine)
• De brandstof wordt door de vulopening op de tank
bijgevuld. Vermijd ontsnapping van benzine. In de
handel verkrijgbare, zuivere loodvrije benzine
gebruiken. De benzine niet met olie mengen. Slechts
de hoeveelheid benzine kopen zodat deze binnen 30
dagen verbruikt kan worden.
WAARSCHUWING: gemorste olie of benzine
afdrogen. Niet opslaan, niet morsen, niet in de buurt van
open vuur gebruiken.
AFSLUITDOP VAN DE
BRANDSTOFTANK
WAARSCHUWING: Met alcohol verrijkte brandstoffen
(gasohol genaamd) of brandstoffen met ethanol, resp.
bijmengsels van metanol kunnen vocht aantrekken die dan
zuur doet ontstaan. Een zuivere benzine kan tijdens de
opslag het brandstofsysteem van de motor beschadigen.
Om motorproblemen te vermijden zou het
brandstofsysteem, voor een opslag langer dan 30 dagen,
geleegd moeten worden. De brandstoftank legen, de motor
starten en laten draaien tot het brandstofsysteem en de
carburateur leeg zijn. Ieder seizoen met verse brandstof
vullen. Zie ook opslagaanwijzingen. Gebruik nooit een
reinigingsmiddel in de brandstoftank om de motor of de
carburateur schoon te maken. Het kan tot een niet
repareerbare schade aan de motor leiden.
MOTORSTART
Bij starten dient u zich eerst te overtuigen dat de bougie
werd geplaatst en de machine van voldoende olie en
benzine is voorzien.
AANWIJZING: Wegens een beschermende oliefilm
aan de binnenste motoroppervlakte kan de motor bij de
eerste start walmen. Dit kan als normaal beschouwd
worden.
1.
Primaire pomp (Afb. 1/14) 3 maal bedienen!!!
2.
Bij getrokken bedrijfshendel (dodemansbeugel) (12) nu
het startkoord (10) langzaam, tot een lichte weerstand
voelbaar is, uittrekken, dan krachtig aan de starter verder
trekken, tot de motor start.
3.
Neem nu de gashendel (2) iets uit de startpositie terug,
tot de motor gelijkmatig loopt.
AANWIJZING: Bij koud weer of na langere stilstand kan
het nodig zijn de eerste stappen meermaals te herhalen.
MOTORSTOP
• Laat de bedrijfshendel (dodemanshendel) (12) los, om de
motor te stoppen
WAARSCHUWING! Na het uitschakelen van de motor
draait het mes noch enkele seconden door. Indien de
grasmaaier zonder toezicht blijft staan, koppel dan het
bougiedeksel af.
Belangrijke tips en adviezen voor het grasmaaien!!!
• Onder bepaalde omstandigheden, zoals bij zeer hoog
gras, kan het nodig zijn de maaihoogte naar boven in te
stellen zodat de kracht en overbelasting van de motor bij
het rijden met de grasmaaier verminderd wordt, evenals
het inklemmen van gras in de grasmaaier. Het kan ook
nodig zijn de rijsnelheid van de grasmaaier te verlagen
en/of de vlakte meermaals te maaien.
• Indien het maaien extreem moeilijk is, kan het een
voordeel zijn de maaibreedte en de rijsnelheid van de
grasmaaier te verkleinen.
•
De ontluchtingsopeningen in de opvangkorf kunnen verstopt
raken, als de opvangkorf niet regelmatig wordt
schoongemaakt. De opvangkorf regelmatig met water
schoonmaken en voor het gebruik laten drogen.
•
Het bovenste motorgedeelte rond de
starter schoon houden. Hierdoor ontstaat
een betere luchtstroming en de levensduur
van de motor wordt langer.
•
Uitsluitend bij droog weer maaien.
•
De messen steeds scherp houden.
ONDERHOUD
BELANGRIJK – Regelmatig onderhoud is voor de
gelijkblijvende gebruiksveiligheid en het behouden van de
oorspronkelijke prestatie van de machine onmisbaar.
1)
Alle schroeven en moeren aangedraaid houden zodat u
zeker bent dat de machine in een gebruiksveilige staat is.
Regelmatig onderhoud is voor de veiligheid en voor een
storingsvrij gebruik onmisbaar.
2)
Een machine met brandstof nooit in gesloten ruimten
opslaan, omdat de verdampende brandstof kan
ontvlammen.
3)
Voor de opslag in gesloten ruimten de machine absoluut
laten afkoelen en de brandstof verwijderen.
4)
Om het brandrisico te minimaliseren, houd de motor
en de uitlaatdemper, evenals het accuonderdeel en
de brandstoftank vrij van gras, bladeren en vetten.
Het gemaaide gras niet samen met de grasmaaier
opslaan.
5)
Vermijd om veiligheidsredenen een gebruik van de
machine met versleten of beschadigde onderdelen.
De defecte onderdelen moeten door nieuwe
vervangen, dus niet gerepareerd, worden. Gebruik
uitsluitend originele onderdelen en originele messen.
Onderdelen van een andere als voorgeschreven
kwaliteit kunnen de machine beschadigen en de
veiligheid benadelen.
6)
Voor zover het nodig is de brandstoftank leeg te maken,
dient dit buiten en bij koude motor uitgevoerd te worden.
7)
Bij demontage en instelling van de messen stevige
beschermende handschoenen dragen.
8)
De messen moeten na het slijpen op de juiste
draairichting en onbalans gecontroleerd worden.
9)
De zelfsluitende afdekking en de opvangkorf regelmatig
op slijtage en vervuiling controleren.
10) Altijd als de machine getransporteerd wordt, met de
handen vastgehouden of geneigd moet worden, moeten
veiligheidshandschoenen gedragen worden.
Het apparaat aan die plaatsen pakken die een veilige greep
garanderen. Denk aan het gewicht en de gewichtsverdeling van
de grasmaaier.
44