Télécharger Imprimer la page

Chamberlain BASIC-ML510EV Notice De Montage page 22

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

7
Het midden van de garagepoort bepalen
Bij bovenhandse werken moet ter bescherming van de ogen een
veiligheidsbril worden gedragen. Om te vermijden dat de poort wordt
beschadigd, moeten alle aanwezige blokkeringen / sloten worden
uitgeschakeld.
Om zware verwondingen te vermijden, moeten alle externe op de poort
aangesloten kabels en kettingen vóór de installatie van de poortaandrijv-
ing worden gedemonteerd. De poortaandrijving moet op een hoogte van
minstens 2,10 m boven de grond worden geïnstalleerd.
Markeer vervolgens de middellijn van de poort (1). Trek vanuit dit punt
een lijn tot aan het plafond.
Voor de montage aan een plafond tekent u vanaf deze lijn een andere
lijn in het midden van het plafond (2) in een rechte hoek naar de poort.
Lengte ca. 2,80 m
8
Lateibevestiging monteren
TIP: De afstand tussen het hoogste punt en het poortframe en de rail
mag maximaal 50 mm bedragen. Naargelang het poorttype gaat het
poortframe enkele cm omhoog, wanneer de poort wordt geopend.
A. Wandmontage:
Minimaal benodigde ruimte boven de poort: 100 mm
Lateibevestiging (6) in het midden op de verticale middellijn (2) leggen;
daarbij ligt de onderste rand op de horizontale lijn. Alle gaten voor de
lateibevestiging markeren. Gaten voorboren met een diameter van
4,5 mm en de lateibevestiging bevestigen met houtschroeven (16).
TIP:
In geval van montage op een betonbedekking / betonlatei moeten de
meegeleverde betonpluggen (18) en schroeven (16) worden gebruikt.
Grootte van de boorgaten bij beton: 8 mm.
B. Plafondmontage:
Minimaal benodigde ruimte boven de poort: 35 mm
Verticale middellijn (2) doortrekken tot aan het plafond en ca. 200 mm
langs het plafond. Lateibevestiging (6) op de verticale markering tot op
150 mm van de wand in het midden aanbrengen. Alle gaten voor de
lateibevestiging markeren. Gaten boren met een diameter van 4,5 mm
en de lateibevestiging bevestigen met houtschroeven (16).
9
Aandrijving op de latei bevestigen
Het kan nodig zijn om de aandrijving tijdelijk hoger te leggen,
opdat de rail bij meerdelige poorten niet tegen de veren stoot.
De aandrijving moet daarbij ofwel goed gestut zijn (ladder) of
door een tweede persoon worden vastgehouden. Aandrijfkop op gara-
gevloer onder de lateibevestiging leggen. Rail optillen tot de gaten van
het bevestigingsstuk of de gaten van de lateibevestiging over elkaar
liggen. De schroef (10) in de gaten steken en vastzetten met moer (11).
10
Poortaandrijving ophangen
1. Poort helemaal openen, poortaandrijving op de poort leggen (afb. A).
Leg een stuk hout / karton onder de gemarkeerde plaats (X).
2. De bevestigingsbeugel moet zo ver achteraan gemonteerd worden
dat de loopwagen niet wordt gehinderd. De loopwagen kan deels
onder de beugel rijden, maar niet onder de poortarm. Montage
helemaal achteraan (afb.B) is ideaal.
3. Plafondbevestigingen (4) zo buigen dat ze vlak tegen het plafond
liggen. Naargelang de afstand tot het plafond, moet(en) er geen,
een of twee ophangijzer(s) worden gemonteerd (afb. C1, C2 en C3).
4. Markeer de boorgaten op het plafond. Let er op dat u telkens
dezelfde zijafstand houdt langs de uitgezette middellijn.
5. Bij betonbedekkingen moeten boorgaten met een diameter van
8 mm in het plafond geboord worden en moeten er pluggen (18) gebruikt
worden. Dan worden de plafondbevestigingen met zeskathoutschroeven
(16) aan het plafond bevestigd. Bij bevestiging op houten
plafonds: enkel op dragende elementen van de houten zoldering
bevestigen. Boor boorgaten met een diameter van 4 mm en gebruik
zeskanthoutschroeven (16).
6. Bevestigingsbeugel (5) rond de rail leggen, dan naar de plafondbeves-
tiging richten en aaneenschroeven.
Mocht na de montage van de garagedeuropener (in het bijzonder in
combinatie met een rails verlenging), bij het openen en/of sluiten van de
garagedeur of bij het stuiten op een hindernis, een doorbuiging van de
rails te zien zijn met meer als 5 cm. Adviseren wij U een extra bevesti-
gings beugel te monteren. Contacteer hiervoor de garagedeuropener
producent.
Let er op dat de rail horizontaal langs het plafond loopt.
De afstand kan worden aangepast met de opgegeven
afstanden tussen de gaten. Uitstekende uiteinden van de
plafondbevestiging kunnen worden ingekort, indien nodig.
11
Poortbevestiging monteren
Inbouw bij sectionaalpoorten of eendelige poorten:
De poortbevestiging (7) beschikt over meerdere bevestigingsgaten.
De poortbevestiging moet in het midden bovenaan aan de binnenkant
van de poort liggen, zoals geïllustreerd. Gaten markeren en poortbeves-
tiging vastschroeven.
Montagehoogtes:
1. Eendelige poort of sectionaalpoort met één geleidingsrail:
afstand tot de bovenkant van de poort 0-100 mm.
2. Sectionaalpoort met twee geleidingsrails:
afstand tot de bovenkant van de poort 100-130 mm.
TER INFO:
Het bevestigingspunt aan de poort moet het frame of een stabiele
plaats op het poortpaneel zijn. Evt. te doorboren zoals geïllustreerd
in afb. B en vast te schroeven (schroeven niet meegeleverd).
12
Poortarm op de loopwagen bevestigen
De rechte poortarm is al voorgemonteerd.
Aanbevolen installatie:
Loopwagen van de aandrijving halen door aan de rode handgreep
te trekken en met de hand in de richting van de poort schuiven.
Met gesloten poort de gebogen trekstang (3) met de bout (14) op
de poortbevestiging bevestigen en de pen (15) vastzetten. Rechte en
gebogen trekstang met een overlapping van 2 gaten gelijk met elkaar
verbinden met schroef (12) en met moer (13) vastzetten. De gaten zo
kiezen dat de poortarm in een hoek van ca. 30-40° staat.
TER INFO:
Van de gebogen poortarm kan ook worden afgezien, wanneer het
poortbeslag helemaal aan de bovenkant van de poort werd bevestigd.
Breng de ontgrendelingsgreep voor de noodontgrendeling niet
hoger dan 1,8 m. Het gele informatiebord van de ontgrende-
ling (sticker) op de kabel van de handgreep bevestigen.
13
Elektrische aansluiting
Om risico's voor personen en schade aan het toestel te vermi-
jden, mag de poortaandrijving pas worden bediend, wanneer
hiervoor in deze gebruiksaanwijzingen uitdrukkelijk de aanwijz-
ing wordt gegeven. De netstekker moet altijd vrij toegankelijk zijn om het
apparaat van het stroomnet te kunnen koppelen. Elektrische installaties
mogen alleen door een erkende elektricien worden uitgevoerd.
Installatie van een foto-elektrische beveiliging
14
(Optioneele toebehoren)
Na installatie en instelling van de poortaandrijving kan een foto-elek-
trische beveiliging worden geïnstalleerd (klemmen 2+3). De installatie-in-
structies zijn inbegrepen bij de fotocel en moeten worden gevolgd. Met
de optionele foto-elektrische beveiliging wordt gewaarborgd dat
de poort open is of blijft, zodra er zich personen, in het bijzonder
kleine kinderen, in het poortbereik bevinden. Met een foto-elektrische
beveiliging wordt een sluitende poort opgetrokken of een open poort
open gehouden, wanneer een persoon in het poortbereik de sensorstraal
onderbreekt. En foto-elektrische beveiliging is in het bijzonder aan te
bevelen voor gezinnen met kleine kinderen.
Verlicht wandtoestel aansluiten
14
(Optioneele toebehoren)
Alle op de wand gemonteerde schakelaars of toestellen
moeten op een hoogte van 1,5 m op gezichtsafstand van de
poort en buiten het bereik van de poort of poortrails worden
aangebracht. Naast deze schakelaars moet het waarschuwingsbord voor
de bescherming van kinderen worden aangebracht. Aan de achterzijde
van de schakelaar bevinden zich twee schroefklemmen (1,2). De isolatie
wordt tot ca. 6 mm van de beldraad (4) getrokken.
nl 4

Publicité

loading