Schneider Airsystems AM 22-8 Notice D'utilisation D'origine page 108

14 AANSLUITING
BELANGRIJK : Aansluitingsleidingen
Gebruik een buigzame buis met eigenschappen overeenkomstig met de druk en de bedrijfstemperatuur en
met minimum afmetingen overeenstemmend met de aansluiting.
15 INSTALLATIE
15.1 INSTALLATIEPLAATS
De compressor moet op een regelmatig oppervlak geïnstalleerd worden, rekening houdend met zijn
a
gewicht (raadpleeg de technische specificaties).
De condensafvoer bevat water en sporen van olie.
Raadpleeg het schema van het ruimtebeslag om de nodige minimum afstanden tussen de
b
compressor en de muren of andere machines te bepalen.
Verzeker u ervan dat de plaats waarin de compressor zich bevindt voldoende geventileerd is. De
c
temperatuur van de koellucht mag niet hoger dan + 45°C of lager dan 0°C liggen. De wederomloop
van de koellucht mag niet toegestaan worden. Indien de compressor voorzien is van luchtleidingen,
moet u zich houden aan het vereiste luchtvolume en het maximum drukverlies van de leidingen.
Beschouw bovendien de mogelijkheid de radiators schoon te maken (raadpleeg de technische
specificaties).
De compressor geeft warmte af aan de omgeving waarin hij zich bevindt.
Zorg voor een geschikte luchtverversing.
De compressor mag niet in een omgeving geïnstalleerd worden waar cementstof, kiezel enz.
aanwezig is zonder dat bijzondere maatregelen worden getroffen voor het voorfilteren
van de opgezogen lucht.
NEEM IN GEVAL VAN TWIJFELS CONTACT OP MET DE TECHNISCHE DIENST.
Het is verboden de compressor buiten te installeren:
0° C
5-12