De inbouwkast mag achter het apparaat geen achter-
wand hebben. Houd tussen de wand en de bodem van
de kast of de achterwand van de kast erboven een af-
stand van minstens 35 mm aan.
De inbouwkast moet aan de voorkant een ventilatieope-
ning van 50 cm² hebben. Hiervoor de sokkelplaat bij-
snijden of een ventilatierooster aanbrengen.
Ombouwmeubels zonder ventilatie-uitsparing moeten in
het achterste deel van de zijwanden een ventilatie-ope-
ning hebben van 200 cm².
Ventilatiesleuven en aanzuigopeningen mogen niet wor-
den afgedekt.
Het aansluitstopcontact van het apparaat dient zich in
het gebied van het gearceerde vlak
bouwruimte te bevinden.
Niet-bevestigde meubels moeten met een gebruikelijke,
in de handel verkrijgbare montagebeugel
wand worden bevestigd.
21.5 Elektrische aansluiting
Om het apparaat elektrisch veilig te kunnen aansluiten,
dient u deze aanwijzingen in acht te nemen.
¡ Het apparaat voldoet aan beveiligingsklasse I en
mag alleen met een geaarde aansluiting worden ge-
bruikt.
¡ De zekering dient in overeenstemming te zijn met
de vermogensopgave op het typeplaatje en de loka-
le voorschriften.
¡ Het apparaat moet bij alle montagewerkzaamheden
spanningsloos zijn.
Apparaat met geaarde stekker elektrisch
aansluiten
Opmerking: Het apparaat mag alleen op een geaarde
contactdoos worden aangesloten die volgens de voor-
schriften is geïnstalleerd.
▶
De stekker van het apparaat in een stopcontact in
de omgeving van het apparaat steken.
Als het apparaat is ingebouwd, moet de netstekker
van de netaansluitkabel vrij toegankelijk zijn. Als de
vrije toegang tot de netstekker niet mogelijk is, moet
in de vast geplaatste elektrische installatie een alpo-
lige scheidingsinrichting volgens de installatievoor-
schriften worden ingebouwd.
Apparaat zonder geaarde stekker elektrisch
aansluiten
Opmerking: Alleen een daartoe bevoegd vakman mag
het apparaat aansluiten. Bij schade door een verkeerde
aansluiting kunt u geen aanspraak maken op garantie.
In de vast geplaatste elektrische installatie moet een al-
polige scheidingsinrichting volgens de installatievoor-
schriften worden ingebouwd.
1.
of buiten de in-
2.
3.
aan de
21.6 Inbouw onder een werkblad
Neem de inbouwmaten en de veiligheidsafstanden bij
de inbouw onder een werkblad in acht.
Met het oog op de luchttoevoer van het apparaat dient
het tussenschot te beschikken over een ventilatie-ope-
ning.
Het werkblad moet aan het inbouwmeubel worden be-
vestigd.
21.7 Inbouw onder een kookplaat
Wordt het apparaat onder een kookplaat ingebouwd,
dan moeten de minimale afmetingen in acht worden
genomen, eventueel inclusief onderbouw.
Fase- en neutraal- ("nul-") leider in het stopcontact
identificeren.
Bij een verkeerde aansluiting kan het apparaat wor-
den beschadigd.
Volgens het aansluitschema aansluiten.
Zie voor de spanning het typeplaatje.
De aders van de elektrische aansluitleiding dienen
overeenkomstig de kleurcodering te worden aange-
sloten:
groen-geel = aarddraad
‒
blauw = neutraal- ("nul-") leiding
‒
bruin = fase (buitendraad)
‒
Montagehandleiding nl
95