en type platen moeten goed zichtbaar zijn,
zodat er geen twijfel is inzake de correcte
luchtrichtingen. Flexibele slangen moeten
correct gebruikt worden zonder kronkels in
de slang, zodat de lucht er zonder al te veel
weerstand doorheen gaat. Let hier vooral
op bij de inlaat zijde.
• Verzeker u ervan dat er geen losse elemen-
ten rond of in de unit zijn. Check het lucht-
kanaal hierop.
• De unit moet een werkschakelaar hebben,
• Voor elektrische aansluitingen volg het di-
agram "A" in deze handleiding.
De ventilator is geclassifi ceerd als huishou-
delijk, met regl factor 0.65. Deze moet vol-
doen aan de Europese Directive 2009/125
en moet geïnstalleerd worden volgens
nº1253/2014 (Zie fi g. B als voorbeeld).
INBEDRIJFSTELLING
• Controleer of de spannings- en frequentie-
waarden van het stroomnet gelijk zijn aan
de waarden op het typeplaatje (maximale
spanningsvariatie ± 5%).
• Controleer of de aarding, de aansluitingen
aan de klemmen, de afdichtingen in de ka-
belingangen correct zijn uitgevoerd.
• In overeenstemming met de machinericht-
lijn 89/392/EU, indien de ventilator toegan-
kelijk is voor de gebruiker en er sprake is
van een gezondheidsrisico, moeten de no-
dige beveiligingen worden geïnstalleerd (zie
S&P-catalogus).
• Controleer of de bewegende delen vrij kun-
nen bewegen.
• Controleer dat er geen overblijvende mon-
tagematerialen of vreemde voorwerpen
kunnen worden opgezogen door de ventila-
tor of zich in de buurt of in de leidingen van
de ventilator bevinden.
• Controleer of alle steunen goed zijn beves-
tigd en niet beschadigd.
• Bescherm het werkgebied en zet de motor
aan.
• Controleer of de draairichting van de pro-
peller en de luchtstroom correct zijn.
• Controleer dat er geen abnormale trillingen
worden waargenomen, dat het verbruik de
aangeduide waarden op het typeplaatje van
de ventilator niet overschrijdt.
• Controleer na twee uur bedrijf of de beves-
tigingen nog steeds vastzitten.
•
Deze apparaat wordt geschikt gea-
cht voor toepassing in landen met
een warm en vochtig klimaat, zoals
wordt gespecifi ceerd in de norm IEC
60721-2-1. Ook in andere landen
mag hij toegepast worden.
ONDERHOUD – REPARATIES
Het onderhoud en de reparaties van het
product moeten worden uitgevoerd door be-
voegde personen en volgens de lokale en in-
ternationale normen. Alvorens dit apparaat
te gebruiken, zorg ervoor dat dit is afgeslo-
ten van het stroomnet, zelfs als het apparaat
is uitgeschakeld, en dat niemand het appa-
raat kan aanzetten tijdens de interventie.
Het apparaat moet regelmatig worden ge-
controleerd. De frequentie hiervan moet zijn
gebaseerd op de arbeidsomstandigheden om
vuilophoping in de propeller, turbines, moto-
res en roosters te voorkomen, wat kan leiden
tot risico's en de levensduur ervan aanzienlijk
kan verminderen.
De verifi catieprocedure moet gebeuren in
functie van de gebruiksvoorwaarden.
Bij alle onderhouds- en reparatiewerken
moeten de geldende veiligheidsnormen van
elk land in acht worden genomen. Bij de
schoonmaak moet heel voorzichtig te werk
worden gegaan om de propeller of turbine
niet uit balans te brengen.
BUITENGEBRUIK STELLING
EN RECYCLAGE
De regelgeving van de EG en onze
verplichtingen t.o.v. de komende
generaties verplichten ons materi-
alen te recycleren. Wij verzoeken u
dringend de verpakkingsresten in
NL
33