5
Transport
WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel door dragen van zware lasten en ondeskundige
beveiliging bij het transport!
▶ Geschikte transportmiddelen gebruiken.
▶ Boiler beveiligen tegen vallen.
▶ Transporteer de verpakte boiler met steekkar en spanband
( afb. 5, pagina 68).
-of-
▶ Transporteer de onverpakte boiler met transportnet,
daarbij de aansluitingen tegen beschadiging beschermen.
6
Montage
6.1
Opstellingsruimte
OPMERKING
Schade aan de installatie door onvoldoende draagkracht van het
opstellingsoppervlak of door een niet geschikte ondergrond!
▶ Waarborgen dat het opstellingsoppervlak vlak is en voldoende draag-
kracht heeft.
▶ Stel de boiler in een droge en vorstvrije binnenruimte op.
▶ Plaats de boiler op een sokkel wanneer het gevaar bestaat, dat op de
opstellingsplaats water op de vloer kan druppelen.
▶ Respecteer de minimale afstanden in de opstellingsruimte
( afb. 4, pagina 68).
6.2
Boiler opstellen
▶ Verwijder het verpakkingsmateriaal.
▶ Verwijder de beschermkappen.
▶ Opstellen en uitlijnen boiler ( afb. 7/ 8 pagina 69).
▶ Aanbrengen teflonband of teflonkoord. ( afb. 9, pagina 69).
6.3
Hydraulische aansluiting
WAARSCHUWING
Brandgevaar door soldeer- en laswerk!
▶ Tref bij soldeer- en laswerk de gepaste veiligheidsmaatregelen, aange-
zien de warmte-isolatie brandbaar is (bijv. warmte-isolatie afdekken).
▶ Controleer de boilermantel na de werkzaamheden op schade.
WAARSCHUWING
Gevaar voor de gezondheid door vervuild water!
Onzorgvuldig uitgevoerde montagewerkzaamheden vervuilen het water.
▶ Installeer de boiler hygiënisch conform de nationale normen en
richtlijnen.
Stora – 6721839993 (2022/07)
6.3.1
Hydraulisch aansluiten boiler
Installatievoorbeeld met alle aanbevolen ventielen en kranen in de grafiek
( afb. 10, pagina 69)
▶ Gebruik installatiemateriaal dat tot 130 °C(260 °F) temperatuurbe-
stendig is.
▶ Gebruik geen open expansievaten.
▶ Gebruik bij waterverwarmingsinstallaties met kunststof leidingen
metalen aansluitkoppelingen.
▶ Dimensioneer de aftapleiding conform de aansluiting.
▶ Bouw geen bochten in de aftapleiding in, anders kan de installatie
niet goed spuien.
▶ Aanvoerleiding zo kort mogelijk houden en isoleren.
▶ Bij gebruik van een terugslagklep in de aanvoerleiding naar de koud-
wateringang: bouw een veiligheidsventiel tussen terugslagklep en
koudwateringang in. Of installeer een veiligheidsgroep.
▶ Wanneer de rustdruk van de installatie hoger dan 5 bar is, moet een
drukverminderaar aan de koudwaterleiding geïnstalleerd worden.
▶ Sluit alle niet gebruikte aansluitingen.
6.3.2
Overstortventiel inbouwen
▶ Bouw een voor drinkwater toegelaten overstortventiel (≥ DN 20)
in de koudwaterleiding in ( afb. 10, pagina 69).
▶ Installatiehandleiding van het overstortventiel respecteren.
▶ De uitstroomleiding van het overstortventiel moet in het tegen bevrie-
zing beschermde gebied via een afwatering uitmonden, waarbij de
plaats vrij moet kunnen worden geobserveerd.
– De uitstroomleiding moet minimaal overeenkomen met de uitlaat-
diameter van de veiligheidklep.
– De uitstroomleiding moet minimaal het debiet aankunnen, dat in
de koudwateringang mogelijk is ( tab. 5).
▶ Instructiebord met de volgende tekst op het overstortventiel aan-
brengen "Uitstroomleiding niet afsluiten. Tijdens het verwarmen
kan bedrijfsmatig water ontsnappen."
Wanneer de rustdruk van de installatie hoger wordt dan 80 % van de aan-
spreekdruk van het overstortventiel:
▶ Drukreduceerventiel voorschakelen ( afb. 10, pagina 69).
Aansluitdruk
Aanspreekdruk
(rustdruk)
overstortventiel
< 4,8 bar
≥ 6 bar
5 bar
6 bar
5 bar
≥ 8bar
6 bar
≥ 8bar
7,8 bar
10 bar
Tabel 7 Keuze van een geschikt drukreduceerventiel
6.4
Temperatuursensoren
Voor de meting en bewaking van de watertemperatuur een temperatuur-
sensor monteren. Aantal en positie van de temperatuursensor
(dompelhuls), zie productbeschrijving, tab. 3.
▶ Temperatuursensor monteren ( afb. 11, pagina 70).
Voor een goed thermisch contact moet ervoor gezorgd worden,
dat het sensorvlak over de gehele lengte contact heeft met het
dompelhulsvlak.
Transport
Drukreduceerventiel
in de EU + CH Buiten de EU
Niet
Niet
nodig
nodig
≤ 4,8 bar
≤ 4,8 bar
Niet nodig
Niet nodig
≤ 5 bar
Niet nodig
≤ 5 bar
Niet nodig
63