■ Starten en rijden
■ 1. Zorg dat de stoel correct is geplaatst.
■ 2. Zorg dat de stuurkolom goed is vastgemaakt.
■ 3. Vouw de armsteunen omlaag zodat u uw armen op de steunen kunt laten rusten.
■ 4. Zet de aan/uit-schakelaar op 'AAN'.
■ 5. Controleer de batterij-indicator om te zien of er voldoende energie voor uw reis is.
Als u twijfels hebt over de resterende hoeveelheid energie, laadt u de batterijen
opnieuw op voor vertrek.
■ 6. Zet de snelheidsknop op een stand waarbij u zich veilig voelt en die u comfortabel
vindt.
■ 7. Controleer of de snelheidshendel voor vooruit en achteruit correct werkt.
■ 8. Controleer of de elektromagnetische rem correct werkt.
■ 9. Voordat u gaat rijden, controleert u of u veilig in de omgeving om u heen kunt
rijden.
Let op
1. Druk niet gelijktijdig de rechter- en linker snelheidshendel in. U kunt dan mogelijk
uw scooter niet besturen.
2. Zet de aan/uit-schakelaar niet in de stand OFF wanneer u rijdt, aangezien dan een
noodstop wordt gemaakt, die een ongeluk en letsel tot gevolg kan hebben.
3. Stel niet de hoogste snelheid in wanneer u binnenshuis rijdt.
4. Draai niet aan de snelheidsknop tijdens het rijden, een onverwachte verandering van
snelheid kan gevaarlijk zijn voor u en anderen, en kan schade aan de scooter
veroorzaken.
5. Zet geen magnetische apparaten in de buurt van de gebruikshendel aangezien dit de
veilige werking van de scooter kan beïnvloeden. De scootercontroller bevindt aan de
onderzijde.
6. Wees voorzichtig wanneer het verkeer druk is, of wanneer u in drukke gebieden rijdt.
9. Wanneer u met het voertuig achteruitrijdt, moet u rekening houden met de mensen of
de dingen achter u.
♦ Stoppen
• Laat de snelheidshendel helemaal los. Het voertuig remt op natuurlijk wijze en stopt.
• Schakel het voertuig uit. Haal vervolgens de sleutel uit het slot.
5 . R I J D E N O P D E W E G
68