opmErKiNg
In het geval van een baarmoederholte met een lengte tussen
de 8 en 10 cm, zet u het regelmechanisme op 8 cm.
7 Druk op de spuitschakelaar tot het symbool
zichtbaar wordt. Hierdoor wordt de plunjer losgemaakt en
de ontgrendelingsstand gekozen.
Als u een Cavaterm™ 3 centrale eenheid gebruikt, kunt u secties
8 t/m 10 negeren en doorgaan vanaf sectie 8
8 Vul de bijgeleverde spuit met 30 ml glucose 5 %. Verwijder
de dop van de luer lock-aansluiting en bevestig de spuit in
de aansluiting, door hem helemaal rond te draaien.
9 Houd de katheter verticaal, zodat de ballon naar boven wijst
en vul de ballon met 30 ml glucose 5%.
10 Draai de katheter om, zodat de ballon naar beneden wijst
en trek aan de plunjer van de spuit, om alle vloeistof en
lucht uit de ballon te zuigen. Verwijder de lucht uit de spuit
en vul deze opnieuw met glucose 5 %. Herhaal de stappen
7 en 8 tot alle lucht uit de ballon is verwijderd.
Alleen voor gebruikers van de Cavaterm™ 3 centrale eenheid.
Als u een Cavaterm™ (eerste generatie) of Cavaterm™ plus
(tweede generatie) centrale eenheid gebruikt, kunt u secties
8
t/m 10
negeren en doorgaan vanaf sectie 11.
3
3
8
3
Vul de bijgeleverde spuit met 17-20 ml glucose 5 %.
Verwijder de dop van de luer lock-aansluiting en bevestig de
spuit in de aansluiting, door hem helemaal rond te draaien.
9
Verwijder alle lucht uit de katheter door de volledige 17-20 ml
3
glucose 5 % naar beneden gericht in de katheter te spuiten.
U zult zien dat er vloeistof uit de afvoerslang druppelt.
10
Trek de plunjer van de spuit terug om de ballon volledig
3
leeg te laten lopen en druk op de GROENE startknop.
11 Vul de spuit nogmaals met 30 ml glucose 5 %. De katheter is
nu klaar voor gebruik.
12 Breng de katheter in totdat de fundus bereikt is (Fig. 8). Voelt
u weerstand in het cervicale kanaal, dilateer dan tot Hegar
7 en breng de katheter in. Controleer de juiste positie van de
katheter door na te gaan of op de schaalverdeling de juiste
lengte van het cervicale kanaal wordt aangegeven.
13 Houd de katheter op zijn plaats terwijl u de ballon opblaast.
Injecteer voorzichtig glucose 5% totdat een begindruk van
ongeveer 200 mmHg wordt weergegeven op het display
van de centrale eenheid. Verschuif nu de spuitschakelaar tot
het symbool
vast-gezet en de draaistand gekozen. Blijf glucose 5%
injecteren door de plunjer met de klok mee te draaien, tot
een stabiele druk van 230-240 mmHg wordt verkregen
(Fig. 9). Zorg ervoor dat de katheter gedurende de hele
behandeling op zijn plaats blijft zitten (Fig. 9). Verschuiving
van de katheter tijdens de behandeling kan leiden tot
verbranding van het cervicale kanaal.
zichtbaar wordt. Hierdoor wordt de plunjer
3
Nl | 47
NL