7.7.1) Signalering met het knipperlicht
Het knipperend signaleringslicht FLASH zal tijdens de manoeuvre één maal per seconde knipperen; wanneer er een storing is, zal het korte-
re knipperingen geven; deze knipperingen worden twee maal herhaald met daartussen een pauze van een seconde.
Tabel 21: signaleringen op het knipperlicht FLASH
Snelle knipperingen
1 knippering
pauze van 1 seconde
Fout op BlueBUS
1 knippering
2 knipperingen
Inwerkingtreding van een
pauze van 1 seconde
fotocel
2 knipperingen
3 knipperingen
Inwerkingtreding van de
pauze van 1 seconde
begrenzer van de
3 knipperingen
"Motorkracht".
4 knipperingen
Inwerkingtreding van de
pauze van 1 seconde
ingang STOP
4 knipperingen
5 knipperingen
Fout in de interne parameters
pauze van 1 seconde
van de elektronische
5 knipperingen
besturingseenheid
6 knipperingen
De maximumlimiet voor het
pauze van 1 seconde
aantal manoeuvres per uur
6 knipperingen
is overschreden.
7 knipperingen
Fout in de interne
pauze van 1 seconde
elektrische circuits
7 knipperingen
8 knipperingen
Er is reeds een instructie aanwe-
pauze van 1 seconde
zig waardoor het niet mogelijk is
andere instructies uit te voeren.
8 knipperingen
7.7.2) Signalering op de besturingseenheid
Op de besturingseenheid van ROBUS bevinden zich een reeks led-
lampjes die elk bepaalde signaleringen kunnen geven, zowel wan-
neer alles normaal functioneert als bij storingen.
Tabel 22: ledlampjes op de klemmetjes van de besturingseenheid
Led BLUEBUS
Uit
Aan
Eén knippering per seconde Alles OK
2 snelle knipperingen
Serie knipperingen met daartus-
sen een pauze van een seconde
Led STOP
Uit
Aan
Led P.P.
Uit
Aan
Led OPEN
Uit
Aan
Led SLUIT
Uit
Aan
178
Oorzaak
Bij het begin van de manoeuvre komen de op BlueBUS aangesloten inrichtingen niet
overeen met die welke tijdens de herkenningsfase in het geheugen zijn opgeslagen.
Het kan zijn dat er defecte inrichtingen zijn; controleer en vervang die zo nodig; als er
wijzigingen zijn uitgevoerd dient de herkenningsprocedure opnieuw uitgevoerd te wor-
den (7.3.4 Herkennen van andere inrichtingen).
Bij het begin van de manoeuvre geven één of meer fotocellen geen toestemming
tot de manoeuvre, controleer of er obstakels zijn. Dit is normaal tijdens de manoeu-
vre als er daadwerkelijk een obstakel is.
Tijdens de manoeuvre heeft de poort meer wrijving ondervonden; controleer de
oorzaak.
Bij het begin van of tijdens de manoeuvre is de ingang STOP in werking getreden;
controleer de oorzaak
Wacht tenminste 30 seconden en probeer dan opnieuw een instructie te geven; als
er geen verandering in de status optreedt, zou er een ernstig defect kunnen zijn en
dient de elektronische kaart vervangen te worden
Wacht enkele minuten dat de begrenzer van het aantal manoeuvres weer onder de
maximumlimiet komt.
Koppel alle circuits enige seconden van de stroomtoevoer los; probeer daarna een
instructie te geven; als er geen verandering in de status optreedt, zou er een ern-
stig defect kunnen zijn en dient de elektronische kaart vervangen te worden
Controleer de aard van de voortdurend aanwezige instructie; het zou bijvoorbeeld
de instructie van een timer op de ingang "Open" kunnen zijn.
Oorzaak
Storing
Ernstige storing
Er is een wijziging opgetreden
in de status van de ingangen
Verschillende
Oorzaak
Inwerkingtreding van de
ingang STOP
Alles OK
Oorzaak
Alles OK
Inwerkingtreding van de ingang PP
Oorzaak
Alles OK
Inwerkingtreding van de ingang OPEN Dit is normaal wanneer de op de ingang OPEN aangesloten inrichting daadwerkelijk actief is
Oorzaak
Alles OK
Inwerkingtreding van de ingang CLOSE
HANDELING
29
HANDELING
Controleer of er stroom is; controleer of de zekeringen niet in werking getreden zijn; is dat het geval, contro-
leer dan de oorzaak van de storing en vervang de zekeringen vervolgens met andere met dezelfde waarde.
Er is een ernstige storing opgetreden; probeer de besturingseenheid enkele seconden uit te zetten;
als deze status niet verandert, is er een defect en dient de elektronische kaart vervangen te worden.
Normale werking van de besturingseenheid
Dit is normaal wanneer er een wijziging optreedt op één van de ingangen: PP, STOP, OPEN,
CLOSE of wanneer de fotocellen in werking treden of de radiozender gebruikt wordt.
Dit is dezelfde signalering als die op het knipperlicht of gebruikerslicht. Zie tabel
21
HANDELING
Controleer de op de ingang STOP aangesloten inrichtingen
Ingang STOP actief
HANDELING
Ingang PP niet actief
Dit is normaal wanneer de op de ingang PP aangesloten inrichting daadwerkelijk actief is
HANDELING
Ingang OPEN niet actief
HANDELING
Ingang SLUIT niet actief
Dit is normaal wanneer de op de ingang SLUIT aangesloten inrichting daadwerkelijk actief is