5. Installatie
De werkzaamheden in dit hoofdstuk mogen
alleen door een elektromonteur worden uitgevo-
erd.
5.1
Keuze van de plaats van opstelling
Het apparaat is uitsluitend bedoeld voor de vaste stand-
montage ter plaatse. Een geschikte opstellingsplaats vol-
doet aan de volgende voorwaarden:
Technische gegevens en netwerkgegevens stemmen
overeen.
Î "4. Technische gegevens"
Toelaatbare omgevingscondities worden aangehouden.
Minimale afstanden worden aangehouden.
Apparaat en laadopstelplaats bevinden zich, afhankelijk
van de gebruikte laadkabel, voldoende dichtbij elkaar.
5.1.1
Toelaatbare omgevingscondities
T
GEVAAR
Explosie- en brandgevaar
Wordt het apparaat in explosiegevaarlijke gebieden
(Ex-bereik) gebruikt, kunnen explosieve stoffen zich door
vonkvorming van onderdelen van het apparaat ontsteken.
f Niet gebruiken in explosiegevaarlijke omgevingen (bijv.
LPG-tankstations).
T
LET OP
Beschadiging van het apparaat door ongeschikte omge-
vingsomstandigheden
Ongeschikte omgevingsomstandigheden kunnen tot
beschadigingen aan het apparaat leiden.
f Apparaat beveiligen tegen directe waterstralen.
f Apparaat niet in overstromingsgevoelige gebieden
opstellen.
f Op voldoende ventilatie van het apparaat letten. Niet in
nissen inbouwen.
f Apparaat uit de buurt van warmtebronnen houden.
f Vermijd sterke temperatuurschommelingen.
Toelaatbare omgevingscondities
Omgevingstemperatuur -25 °C ... +40 °C
Gemiddelde
temperatuur in 24 uur
Relatieve vochtigheid
5.1.2 Minimale afstanden
T
LET OP
Beschadiging van het apparaat door ontoereikende ven-
tilatie.
Bij ontoereikende ventilatie kan oververhitting en daardoor
schade aan het apparaat ontstaan.
f De aangegeven minimumafstanden tot andere objecten
(bijv. muren) aanhouden.
2 5
0
8 0 0
Afb. 5: Minimumafstanden [mm]
<35 °C
max. 95% (niet condenserend)
8 0 0
1 2
5 0
NL
9