bij een eventuele zijdelingse aanrijding is het
zeer belangrijk dat het hoofdje van het kindje
NIET aan de kant van het portier geplaatst
wordt. (zie tekening)
5. De draagwieg mag uitsluitend op de
achterbank van het voertuig geplaatst worden
met gebruik van een 2 of 3-puntsgordel, met
of zonder oprolsysteem, conform aan het
reglement R 16 ECE/EEG.
6. Plaats de reiswieg met de lange zijde tegen
de rugleuning van de achterbank.
7. Span de draagwieg dicht tegen de rugleuning
van de achterbank aan. Controleer of de
gordels correct geplaatst en opgespannen zijn.
8. De passagiersstoel en de stoel van de
bestuurder dienen zo ver mogelijk naar voor
geschoven te worden zodat het kind er zich
niet aan kan verwonden.
9. Gebruik geen andere dragende contactpunten
dan diegene hier worden beschreven.
10. Bij gebruik als autobed dienen het handvat
naar beneden gedrukt te worden.
11. Voor uw veiligheid en de veiligheid van uw
kind, ongeacht de lengte en tijdsduur van
het traject: bevestig ALTIJD de draagwieg
in de auto, maak uw kind ALTIJD vast met
behulp van het harnas.
12. Nadat u het kind in de draagwieg gelegd
heeft, dient u de spanning van het harnas te
controleren, span het aan indien nodig, het
harnas mag niet gedraaid zijn.
)
(
13. In bepaalde gevallen kan de riem van de
14. Zelfs de kleinste schok die een voertuig
15. De gebruiker moet erop toezien dat bagage
16. Let op dat geen enkel onderdeel van het
17. Plaats nooit zware objecten op de
18. Wijzig nooit de constructie of het materiaal
19. De veiligheidskit mag niet gebruikt
20. Gebruik nooit de regenbekleding en het
autgordelsluiting te lang zijn waardoor de
draagwieg niet stevig geplaatst kan worden.
Bij een soortgelijke situatie adviseren wij u
de draagwieg op een andere plaats in het
voertuig te bevestigen. Indien u bijkomende
vragen heeft, adviseren wij u contact op te
nemen met de autofabrikant.
ondergaat, kan het kind omvormen tot een
projectiel!
of andere losse objecten goed vastgemaakt
zijn. Losse voorwerpen kunnen het kind
verwonden.
veiligheidskit of harnas geklemd zit onder een
stoel of tussen het portier van het voertuig.
hoedenplank, in geval van een schok of
aanrijding kunnen deze objecten het kind en
de passagiers verwonden.
van de veiligheidskit en het harnas.
worden zonder hoofdbeschermer of
zonder bekleding. Omdat onderdelen van
de veiligheidskit verbonden zijn met de
draagwieg mogen deze nooit verwijderd of
vervangen worden.
NL
57