4
Sluit de meetkabels van het instrument nooit aan op een spanningsbron wanneer de scha-
kelaar op de stand voor de stroom-, weerstand- of diodetest staat, aangezien dit de meter kan
beschadigen.
Ontlaad de condensatoren die worden gemeten altijd en schakel de stroom uit wanneer u
5
diode- of weerstandstesten verricht.
6
Zet altijd de stroom uit en verwijder de meetkabels uit de meter voordat u de deksels opent
om de zekering of de batterijen te vervangen.
Gebruik de meter nooit zolang het achterpaneel en de deksels van het batterij- en het
7
zekeringvakje niet stevig op hun plaats zijn vastgezet.
8
Als de apparatuur niet volgens de aanwijzingen van de fabrikant wordt gebruikt, kan de be-
scherming worden beschadigd.
• Gebruik het instrument of de meetkabels niet als ze beschadigd lijken. Wees uiterst voorzichtig
wanneer u op onbeschermde geleiders of busbars werkt.
• Per ongeluk contact met de conductor kan elektrische schokken veroorzaken.
• Gebruik het instrument uitsluitend voor de doelen die in deze handleiding worden beschreven,
anders loopt u het risico de erdoor geleverde bescherming te beschadigen.
• Kijk uit wanneer u met spanningen werkt die hoger zijn 60 VDC of 30 VAC RMS, omdat ze
een gevaar voor elektrocutie inhouden.
• Voordat u de weerstandwaarden meet en de continuïteitstest met geluidssignaal verricht, koppelt
u het circuit van de stroom en verwijdert u alle meetkabels uit het circuit.
• Voordat u de weerstandwaarden meet, koppelt u het circuit van de stroom en verwijdert u alle
meetkabels uit het circuit.
408