Bourgogne
2. Instructies voor de installateur
De installatie van de kachel moet overeenkomen met
de voorschriften en de normen in voege. De plaatsing
moet zo gebeuren dat het toestel in volle zekerheid kan
werken.
2.1. Het lokaal
Ventilatie :
Ten einde een goede werking te hebben in natuurlijke
trek, eerst kontroleren dat de lucht die nodig is aan de
verbranding in voldoende hoeveelheid in de plaats waar
het toestel staat, kan opgenomen worden.
Plaats van de schoorsteen :
Een centrale inplanting van de schoorsteen in de woning
kiezen ten einde een goede verdeling van de konvektie-
lucht te hebben in de belangrijkste plaats.
De diffusie van de warme lucht naar de andere plaatsen
zal langs de deuren gebeuren ofwel in geval van naastlig-
gende plaatsen of naar het verdiep.
Vloer en rugwand :
Kontroleren dat ze niet gemaakt werden of bedekt werden
met brandbare stoffen of met stoffen die door de warmte
beschagigd kunnen worden (papier, moquette, lambrize-
ring, lichte wanden op plastiek bazis).
De plaatsing moet overeenkomen met de minimale
veiligheidsafstand (zie figuur 2, bl. 27).
2.2. De rookafvoerleiding
De schoorteen moet overeenkomen met de normen in
voege.
- Kontroleren of de rookafvoerleiding in goede staat is en
voldoende trek.
- de leiding moet overeenkomen met het gebruik dat men
ervan gaat doen, zo niet zal de leiding verbuisd moeten
worden.
- De leiding moet zuiver zijn en regelmatig onderhouden
worden ; de schoorsteen vegen met een metalische bor-
stel "Schoorsteenvegersragelbol" om het roet te verwi-
jderen en het teer los te maken.
- De leiding moet een voldoende thermische isolatie
hebben : een leiding waarvan de binnenwanden koud zijn
maakt de thermische trek onmogelijk en veroorzaakt kon-
densatie.
- De rookleiding moet absoluut dicht zijn en van normale
en onveranderlijke doorsnede zijn. Een leiding die te breed
is kan de thermische trek vernietigen.
- De leiding mag maar op één enkel toestel verbonden
worden.
- De leiding moet 4 tot 5 m hoog zijn en moet 40 cm boven
het dak van het huis uitkomen of van ook welk ander
gebouw dat ten minste op 8 m van de schoorsteen staat.
In geval van een terras of van een dak waarvan de helling
onder de 15° is, moet het buitenkomende deel van de
schoorsteen ten minste 1,20 m hebben.
- Een bekroning van de schoorsteen mag de trek niet
verminderen.
- Indien de schoorsteen neiging heeft tot terugslaan, in
geval van zijn situatie tegenover aangrenzende hindernis-
sen, zal een antineerslagtoestel op de uitgang moeten
geplaats worden ofwel zal de schoorsteen verhoogd moe-
ten worden.
28
2
3
4
5
10
1 - Stopdeksel
(Mag niet gebruikt
worden voor de
aansluiting op de
schoorsteeen).
2 - Deur.
3 - Opening/sluiting van
haardeur.
4 - Catalysatorhoed.
- Indien de depressie meer dan 30 Pa bereikt, zal er een
trekbreker geplaatst moeten worden.
- De leiding moet verwijderd worden van alle brandbare
materialen (timmerwerk, schrijnwerk, lichte wanden...).
De leiding moet een mekanische reiniging veroorloven
2.3. Aansluiting op de rookleiding
Het toestel moet zo kort mogelijk tegen de schoorsteen
staan.
- Het toestel zal aangesloten worden met rookbuizen
die in de handel goedgekeurd zijn om weerstand te
bieden aan de verbrandingsstoffen (b.v.: i n ox ,
geëmaillerd plaatijzer...).
- De doorsnede van de buis mag niet kleiner zijn dan de
buis van het toestel. Als dit toch het geval is zal de
Document n° 809-5NL ~ 15/04/1999
11
Figuur 3 - Schematische doorsnede
5 - Bovenring.
6 - Catalysator.
7 - Buis.
8 - Reflector.
9 - Brander.
10 - Asbak.
11 - Poot
Oliekachel
1
7
8
6
9
Gebruiksaanwijzing