2.2 Digitale vierstemmige geluidsmodule met unieke kenmer-
ken:
– Originele opnames: De geluiden van een echt voorbeeldvoertuig werden met
hoogwaardige microfoons opgenomen en digitaal op een opslagbouwsteen
weggeschreven. Net als het grote voorbeeld beschikt uw model over ver-
schillende geluiden, zie hiervoor het voertuig meegeleverde tabel. Door het
inschakelen van een speciale functie op uw controle-eenheid worden de
geluiden opgeroepen, resp. ingeschakeld. Door de speciale functies uit te
schakelen worden de geluiden weer uitgeschakeld. Als de geluiden al zijn
afgespeeld gebeurt er bij het uitschakelen eventueel niets meer. Meer
informatie, zie werkblad. Afhankelijk van de bedrijfssituatie worden bepaal-
de geluiden automatisch opgeroepen, zoals het fluitsignaal bij het wegrij-
den.
– Toevalsgeluiden: Zowel bij stilstand als tijdens de rit worden op willekeurige
afstanden geluiden ten gehore gebracht zoals de luchtpomp, de water-
pomp, het vrijlaten van de perslucht, etc.
2.3 Analoog bedrijf: uw voertuig kan ook op analoge modelbanen rij-
den, die uitsluitend door gelijkstroom worden gevoed. Bij analoog
bedrijf zijn de frontseinen niet in te schakelen.
De geluiden zijn slechts beperkt hoorbaar:
a) Stationaire- en rijgeluiden met generatorgestuurde bijgeluiden zijn
pas vanaf een gemiddelde rijspanning hoorbar.
b) Bijgeluiden zoals bijv. de fluit kunnen niet apart worden opgeroepen.
2.4 RailCom***:
De decoder in deze locomotief heeft RailCom***, dat wil zeg-
gen hij heeft niet alleen ontvangt gegevens van het centrale,
maar kan ook gegevens terug te gaan naar een centrale met
ingeschakeld RailCom***. Meer informatie vindt u in de hand-
leiding van uw RailCom***-geschikte centrale. Voor de bedie-
ning in een centrum dat geen RailCom*** heeft, raden wij het
22
RailCom*** functie in de decoder met behulp van CV28 en
CV29 (zie tabel in hoofdstuk 5) uit te schakelen.
3. IN BEDRIJF NEMEN
3.1 Instellen van de parameters met DCC compatible appara-
ten
De Sound decoder is compatible met de NMRA/DCC standards. Dit houdt in, dat
alle parameters, die de gedragingen van de Sound decoder beïnvloeden, in zgn.
CVs (Engels voor Configuratie Variabele) opgegeven zijn. De Sound decoder
ondersteunt een veelheid aan variabelen. Deze hoeveelheid CVs geeft al een
eerste aanwijzing van de enorm vele instellingsmogelijkheden die de Sound
decoder biedt.
Alle CVs zijn al optimaal op uw model aangepast en dienen slechts uiterst voor-
zichtig te worden veranderd. In hoofdstuk 5 treft u een lijst met parameters aan,
die door u gewijzigd kunnen worden. Het instellen van de CVs is met ieder
NMRA/DCC compatible systeem mogelijk.
Bij het gebruik van een TWIN-CENTER behaalt u de beste geluidseigenschappen,
indien uw TWIN-CENTER op puur DCC bedrijf is ingesteld. Deze is vanaf softwa-
reversie V1.100 op uw TWIN-CENTER geprogrammeerd, maar kan zich al tijdens
eerder gebruik zijn gewijzigd. Voer hiervoor de volgende stappen uit: In het
basisinstellingen menu de speciale opties instellen op: SO25 = 1, SO 907 = 4,
alsmede het loc-dataformat = DCC (14 of andere) instellen en het terugzetten
van het loc-dataformat uitvoeren.
Let op: het terugzetten van de configuratie stelt wederom de fabriekswaarden in.
Als uw TWIN-CENTER is voorzien van softwareversie V1.000 dan is FMZ als
standaard formaat ingesteld. Vanaf versie V1.100 wordt DCC standaard ingesteld.
Het PROFI-BOSS en het multiMAUS zijn ingesteld of echte DCC.
3.2 Gebruik met MOTOROLA* (vanaf 6021)
Het basisstation Control Unit 6021 van Märklin** is in staat om het nieuwe
Motorola* formaat te zenden. Dit is voor het gebruik van Sound beslist noodza-
kelijk, daar alleen het nieuwe Motorola* format de functietoetsen f1 tot f4