10. Ingebruikname
h) Synchronisatie van de weergavesnelheid
Om bij het mixen of faden tussen twee signaalbronnen een „zuivere" overgang te krijgen, is het vaak noodzakelijk
om het ritme (beat) aan te passen.
Dit kan op drie manieren:
•
Met de schuifregelaar PITCH (20). Hiermee kan de afspeelsnelheid statisch (blijvend) worden veranderd. Deze
functie kan worden gebruikt, als twee nummers qua beatsnelheid helemaal anders zijn.
•
Met de toetsen PITCH BEND +/- (3 en 14). Hiermee kan de afspeelsnelheid tijdelijk (kort) worden veranderd.
Deze functie kan worden gebruikt als twee nummers qua beat gelijk zijn en alleen het inzetpunt moet worden
gesynchroniseerd.
•
Met het JOG/SHUTTLE-wiel (21). Door te draaien aan het wiel kan de afspeelsnelheid tijdelijk (kort) worden
veranderd. De snelheidsverandering is afhankelijk van de draaisnelheid aan het JOG-wiel. Deze functie wordt
eveneens gebruikt, als twee nummers qua beat gelijk zijn en alleen het inzetpunt moet worden gesynchroniseerd.
PITCH-schuifregelaar
•
Activeer de schuifregelaar PITCH (20) door de toets PITCH (15) in te drukken.
•
Verander de afspeelsnelheid door de PITCH-schuifregelaar (20) naar boven of beneden te schuiven. De
procentuele snelheidsafwijking wordt op het display weergegeven. Als de schuifregelaar precies in het midden
staat, vindt het afspelen op de originele snelheid plaats.
PITCH-BEND-toetsen
•
Houd de betreffende PITCH-BEND-toets +/- (3 resp. 14) tijdens het afspelen ingedrukt om de snelheid te
wijzigen.
De toets PITCH BEND - (3) verlaagt de snelheid.
De toets PITCH BEND + (14) verhoogt de snelheid.
•
In welke mate de afspeelsnelheid afwijkt, is afhankelijk van hoe lang de betreffende PITCH-toets ingedrukt blijft.
•
Na het loslaten van de toets keert de weergave terug naar de originele snelheid resp. de snelheid die door de
PITCH-schuifregelaar (20) is bepaald.
All manuals and user guides at all-guides.com
83