f) Temperatuur meten
Zorg ervoor dat geen van de aansluitingen bezet is. Verwijder alle meetsnoeren en adapters van
het meetapparaat. Tijdens de temperatuurmeting dient alleen de temperatuursensor aan de te
meten temperatuur te worden blootgesteld. De bedrijfstemperatuur van de meter mag niet worden
onder- of overschreden. Anders kunnen er meetfouten optreden. Voordat u begint, dient u de
contactpunten te meten om te controleren of er op de te meten plekken geen spanning staat. De
temperatuursensor mag alleen worden gebruikt op spanningsvrije oppervlakken. De thermosensor
van het K-type kan worden gebruikt voor temperatuurmetingen van minder dan 230 ˚C of 446 ˚F.
Ga voor het meten van temperaturen als volgt te werk:
• Koppel alle meetsnoeren los van het meetapparaat.
• Zet de multimeter aan en selecteer met de draaiknop (5) de
temperatuurmeting "°C/°F".
• Verbind de temperatuursensor met de multimeter overeenkomstig
de juiste polariteit. De TEMP(+)-stekker moet in de V-aansluiting (8)
worden gestoken en de COM(-)-stekker moet in de COM-aansluiting (9)
worden gestoken. Gebruik de adapter van het K-type die bij de levering
is inbegrepen.
• De temperatuur kan in °C of °F worden weergegeven. Selecteer de
temperatuureenheid °C of °F. Druk één keer op de SELECT-knop (1)
om van eenheid (°C of °F) te wisselen.
• Stel dan de thermosensor bloot aan de temperaturen die u wilt meten.
Meet de temperaturen niet op bewegende of draaiende delen
of locaties!
• Het LCD-display (4) geeft de temperatuur van de sensor weer.
De eenheid van de gemeten waarde is °C of °F, zoals ingesteld. Als
er in het midden van het LCD-display (4) "OL" wordt weergegeven, is
het meetbereik van de temperatuur overschreden of is er geen sensor
aangesloten.
• Na het meten verwijdert u de adapter en schakelt u de multimeter uit.
Zet de draaiknop op de stand "OFF".
102