Kenmerken; Ontvangst Van De Fluxi 2000/Tz; Verpakking; Opslag - DRESSER FLUXI 2000/TZ Mode D'emploi

Masquer les pouces Voir aussi pour FLUXI 2000/TZ:
Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 7
Houdt dit installatie-voorschrift toegankelijk voor alle
gebruikers.
Respecteer alle nationale regels tav installatie, bedie-
ning en service van de gasmeters.
1.

Kenmerken

De Fluxi 2000/TZ gasmeters zijn ontworpen voor het
meten van gassen zoals gespecificeerd in de EN 437
(1ste , 2de en 3de gas familie), daarnaast kunnen er
ook verschillende gefilterde en niet-corrosieve gas-
sen gemeten worden.
Turbinegasmeters zijn stromingsmeters. De gas-
stroom drijft het turbinewiel aan en de rotatiesnel-
heid van het turbinewiel is proportioneel met de
lineaire snelheid van het gas. Deze omwentelingen
worden mechanisch doorgegeven aan het telwerk
door een magnetische koppeling.
Voor gedetaileerde informatie, zie: Annex 5.
2.
Ontvangst van de Fluxi 2000/
TZ

2.1. Verpakking

Iedere meter, afhankelijk van het type, wordt gele-
verd in een aparte doos of op een houten pallet. De
verpakking bevat een contra connector voor de ge-
installeerde reedcontacten en olie in geval dat een
oliepomp geinstalleerd is.

2.2. Opslag

Indien de meter niet direkt gebruikt wordt, moet
deze worden opgeslagen in een schone en droge
omgeving. De afsluitdoppen op inlaat en uitlaatzijde
van de meter dienen pas bij installatie van de meter
verwijderd te worden. Opslag temperatuur: -40°C to
+70°C.

2.3. Behandeling

De meters moeten met zorg worden behandeld. Op-
hijsen van de meter alleen met hijsbanden om de
„body" of aan de hijsogen.
32
3.

Installatie

3.1. Algemene opmerkingen

Zie Annex 1 en de PED informatie in
Annex 7.
– De standaard Fluxi 2000/TZ is ontworpen voor het
meten van schone en niet aggressieve gassoorten.
Voor het meten van aggressieve gassen gaarne
contact opnemen met Itron voor informatie over
speciale uitvoeringen.
– (1) Voor installatie de meter controleren op even-
tuele beschadigingen, ontstaan tijdens transport.
– (2) Niet lassen aan het leidingwerk bij een geinstal-
leerde meter.
– (3) De meter moet te allen tijde, spanningsvrij ge-
installeerd worden. De flenzen moeten goed uit-
gelijnd worden. Het max. aanhaalmoment van de
bouten mag de in tabel vermelde waarden niet
overschrijden:
M16
M20
M24
120
200
300
Nm
Nm
Nm
Bouten gelijkmatig, bij voorkeur kruislings, aandraai-
en. Flens pakkingen van voldoende kwaliteit moeten
gebruikt worden.
– (4) Om de nauwkeurigheid te waarborgen, dient
de meter geinstalleerd te worden met een recht
inlaat pijpstuk van 2ND, zonder uitlaatrestrictie. Zie
detail Annex 2.
– (5) Indien de meter is uitgevoerd met een olie-
pomp, dient de positie van het oliereservoir aan-
gepast te zijn aan de installatie.
– (6) Impulsgever aansluiting: Gasmeters worden
vaak geinstalleerd in gebieden met een gasrisiko.
Daarom moet de elektrische verbinding met de
gasmeter Ex gemarkeerd zijn of voldoen aan een
gelijkwaardige toelating. De connector aansluiting
en de pulswaardes staan op de telwerkplaat.
– (7) Vervuiling in het gas zoals bv zand en laskorrels
kunnen het turbinewiel beschadigen. Het gebruik
van een zeef of filter wordt dringend aanbevolen.
– (8) Drukpulsen moeten tijdens het opstarten voor-
komen worden, dit om het turbinewiel te bescher-
men. Om schade bij het opstarten te voorkomen,
dient de drukverhoging langszaam met niet meer
dan 0,3 bar per seconde plaats te vinden.
M27
M30
M33
≥M36
400
550
700
1200
Nm
Nm
Nm
Nm

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières