Télécharger Imprimer la page

Reely 2182212 Mode D'emploi page 11

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

c) Programmering
De snelheidsregelaar kan heel eenvoudig worden geprogrammeerd met een enkele knop:
Schakel de snelheidsregelaar uit.
Verbind de servostekker van de snelheidsregelaar met de ontvanger. Zorg voor de juiste polariteit van
de servostekker (zwart = min/-).
Schakel de zender aan.
Houd de programmeerknop ingedrukt met een puntig gereedschap (bijv. Een balpen) en schakel de
snelheidsregelaar aan (niet loslaten!). De snelheidsregelaar geeft verschillende signalen af, de LED
knippert kort en gaat uit.
Laat vervolgens de knop los.
De LED in de snelheidsregelaar knippert langzaam (kort rood, lange pauze). De snelheidsregelaar
bevindt zich nu in de programmeermodus "Reverse Power".
Druk kort op de programmeerknop in de snelheidsregelaar. De LED knippert twee keer. U bevindt zich
nu in de programmeermodus "Start Power".
Druk nogmaals kort op de knop en de LED knippert drie keer. Nu kunt u de "Drag Brake" instellen.
Druk nogmaals op de knop en de LED knippert vier keer. Nu kunt u het "Battery Type" instellen.
Druk opnieuw op de programmeerknop om terug te keren naar de modus "omgekeerd vermogen"
(LED knippert slechts eenmaal).
Druk kort op de knop in de schakelaar om een programmeermodus te selecteren.
Na het selecteren van een modus, houdt u de knop ong. nog een seconde ingedrukt totdat de regelaar
een geluidssequentie uitzendt en de LED uitgaat.
Laat de knop los. Nu knippert de LED in de regelaar groen. Nu kunt u de geselecteerde functie
herprogrammeren (bijv. "Reverse Power").
Het aantal knippersignalen geeft de momenteel ingestelde waarde aan. Let voor de interpretatie van
deze signalen op de volgende items "Reverse Power", enz. Druk kort op de knop in de snelheidsregelaar
om de nieuwe waarde voor de geselecteerde functie in te stellen.
Om het programmeren te beëindigen, drukt u gedurende ong. twee seconden op de knop. U zult een
geluidssequentie horen en de LED gaat uit. Laat daarna de toets los.
De LED knippert kort en brandt vervolgens permanent groen (weergave voor neutrale positie). De
snelheidsregelaar is nu klaar voor gebruik.
De programmering kan alleen met succes worden voltooid als de zender is ingeschakeld en de
gashendel/remhendel in de neutrale positie staat. Anders knippert de LED groen.
"Reverse Power": Schakel achteruitrijden uit of stel de maximumsnelheid in voor achteruitrijden. "OFF" =
achteruitrijden uit = knippert 1x, "LO" = langzaam = knippert 2x, "MI" = gemiddeld = knippert 3x en "HI" =
snel = knippert 4x.
"Start Power": Deze functie wordt gebruikt om één van de vier instellingen voor "startkoppel" te selecteren.
Hoe hoger het geselecteerde aantal (van knipperende signalen), hoe hoger het geselecteerde koppel
(= "startvermogen") ("4" = maximum).
"Drag Brake": Als de gashendel/remhendel op de zender in de neutrale positie wordt gebracht, wordt
de motorrem geactiveerd. "Off" (= 1x knipperen) schakelt de motorrem uit. De rem kan ook worden
geprogrammeerd met waarden tussen 2 - 4 (aantal knipperingen). Het voertuig vertraagt sneller naarmate
de geprogrammeerde waarde hoger is.
De functie komt overeen met de motorremfunctie in een "echte" auto wanneer u uw voet van het gaspedaal
haalt.
"Battery Type": Stel het batterijtype in dat u gebruikt met deze functie.
Als de instelling onjuist is, kan de besturingseenheid of de oplaadbare batterij beschadigd raken
(bijv. overmatig ontladen van een oplaadbare LiPo-batterij).
"Auto"
= NiCd-/NiMH-batterij (6-7 cellen) of 2-cel LiPo of LiFe batterij = knippert 1x
"NiCd/NiMH" = NiCd- of NiMH-batterijen met 6-7 cellen = knippert 2x
"LiPo"
= 2-cel LiPo-batterij 7,4V = knippert 3x
"LiFe"
= 2-cel LiFe-accu 6,6V = knippert 4x
Onderspanningsherkenning:
Bij het selecteren van het batterijtype wordt de respectieve onderspanningsherkenning automatisch
geselecteerd.
Auto:
ong. 70% van de vastgestelde batterijspanning bij het inschakelen van de snelheidsregelaar
NiCd/NiMH ong. 5,4V
LiPo 7,4V:
6V
LiFe 6,6V:
4,8V
In de "Auto" -programmering komt de onderspanningherkenning overeen met ong. 70% van de
vastgestelde batterijspanning. Wanneer de batterij niet volledig is opgeladen, kan dit leiden tot
ongewenste, batterijschadelijke diepe ontladingen, met name in het geval van LiPo-batterijen.
Sluit daarom alleen volledig opgeladen batterijen aan!
Als de uitschakelspanning wordt bereikt, stopt het voertuig en knippert de LED in de
snelheidsregelaar groen. Stop met rijden om diepe ontlading en mogelijke schade aan de
batterij te voorkomen.
Controle van de rijrichting:
Plaats het modelvoertuig zodanig dat de aandrijfwielen de grond of objecten (bijv. door een
geschikte montagestandaard) niet raken. Raak het aandrijfmechanisme niet aan en blokkeer
het niet! Risico op verwondingen!
Gebruik de volgende functiecontrole om de besturingssignalen van de gashendel van de zender te
controleren (volgas vooruit/achteruit en neutrale stand). In het beste geval moet de gasafsnijpositie op dit
moment in neutrale positie staan. Voor volgas vooruit of achteruit worden gestandaardiseerde waarden
bepaald.
Schakel de zender aan en de snelheidsregelaar uit.
Sluit de snelheidsregelaar aan op de batterij en schakel de regelaar aan. U zult een kort signaal horen en
de LED zal ong. twee seconden knipperen. Zodra de snelheidsregelaar de neutrale positie (gekalibreerd)
heeft bereikt, geeft de snelheidsregelaar een geluidsequentie af en licht de LED in de snelheidsregelaar
groen op. Als er geen tweede geluidsequentie hoorbaar is en de LED bij de schakelaar groen knippert,
is de neutrale positie van de gashendel bij de zender (bijv. Triminstellingen) te ver excentriek controleer
de neutrale positie op de zender.
Zet voorzichtig volgas vooruit op de gashendel in de stuurrichting om vooruit te rijden zoals u gewend
bent. Zet vervolgens de gashendel snel in achteruit. De snelheidsregelaar is correct geprogrammeerd
als de motor meteen stopt (rem). Als dit niet het geval is, bedien dan de omgekeerde gasklepschakelaar
op de zender en controleer de snelheidsregelaar opnieuw.
Schakel de snelheidsregelaar uit.
Koppel de oplaadbare batterij los van de snelheidsregelaar.
Als u de gashendel op de zender op volgas vooruit instelt in de richting die u gewend bent, moet
de LED snel knipperen in gasstanden die niet overeenkomen met volgas vooruit. Voor volgas
vooruit moet de LED permanent branden en moeten de wielen in de richting draaien om vooruit
te rijden.
Als dit niet het geval is, verwisselt u de twee motoraansluitkabels (voor draairichting van het wiel)
en/of drukt u op de gasomkeerschakelaar op de zender (snel knipperen van de LED voor vooruit
= gewenste voorwaartse richting op de zender).
Voor achteruitrijden knippert de LED langzaam. Als de snelheidsregelaar is geprogrammeerd
voor achteruit op volle snelheid, brandt de LED permanent rood in het geval van volgas
achteruit. In andere programmeerposities voor achteruitrijden knippert de LED langzaam, zelfs
in geval van volgas achteruit.
d) Inbedrijfstelling van het voertuig
Plaats het modelvoertuig zodanig dat de aandrijfwielen de grond of objecten (bijv. door een
geschikte montagestandaard) niet raken. Raak het aandrijfmechanisme niet aan en blokkeer
het niet! Risico op verwondingen!
Schakel uw zender aan. (Controleer de batterijstatus!) Zet de trimknoppen in de middenpositie. Zet de
gashendel in neutrale positie en laat hem los.
De schakelaar op de snelheidsregelaar moet op "UIT" worden ingesteld.
Plaats het batterijpack in het voertuig en sluit deze aan op de snelheidsregelaar.
Schakel eerst de regeleenheid in (schakelaar op positie "AAN"). De LED op de snelheidsregelaar
knippert en u hoort een geluidsequentie. Na ong. 2 seconden is de "zelftest" van de snelheidsregelaar
voltooid. Er wordt opnieuw een geluidssequentie uitgevoerd en de LED brandt permanent groen. De
snelheidsregelaar is nu klaar voor gebruik.
Waar de neutrale positie van de zender te ver is aangepast, bijv. door trimming worden de
respectieve afwijkende stuursignalen ook door de zender verzonden. De snelheidsregelaar
kan echter alleen een afwijkende neutrale positie verwerken binnen een bepaald regelbereik.
Wanneer de zender te erg "verkeerd getrimd" is, kan de snelheidsregelaar niet kalibreren en
zal deze niet reageren op stuursignalen. De LED op de snelheidsregelaar knippert groen.
Controleer de neutrale gashendelstand op de zender.
Operationele instructies
Houd er rekening mee dat:
Als de gashendel rechtstreeks van vooruit naar achteruit wordt bewogen, de rem van de snelheidsregelaar
wordt geactiveerd (voertuig gaat NIET achteruit!) Zet de gashendel van achteruitrijden naar de neutrale
positie terwijl het voertuig nog in beweging is en vervolgens terug naar achteruitrijden. De motor zal in
achteruit opstarten.
Deze rijstijl vergemakkelijkt slijtage aan de uitrusting en het energieverbruik van banden wordt
ook verhoogd en zal de rijtijd verkorten. Daarom raden we aan om pas opnieuw te gaan rijden
als het model is gestopt.
Als u volgas vooruit op uw zender instelt, moet de LED bij de snelheidsregelaar snel rood knipperen
(bij gedeeltelijke belasting) of permanent rood branden (voor volgas) en moet uw model vooruit
bewegen. Als dit niet het geval is, verwissel dan beide motoraansluitingen en voer eventueel de vereiste
instellingen uit voor omgekeerde gas op de zender.
De snelheidsregelaar schakelt de motor niet uit en staat in de neutrale positie. De LED brandt groen.
Als de uitschakelspanning wordt bereikt, stopt het voertuig en knippert de LED in de snelheidsregelaar
groen. Stop met rijden om diepe ontlading en mogelijke schade aan de batterij te voorkomen.
De snelheidsregelaar schakelt uit in geval van een te hoge temperatuur van de snelheidsregelaar (ong.
95° C, zie paragraaf "Technische gegevens"). Als dit het geval is, stop dan onmiddellijk met rijden.
Controleer in dit geval bijv. de transmissie en de gemakkelijke werking van de aandrijving. Controleer ook
of de snelheidsregelaar wordt blootgesteld aan voldoende rijwind (koellucht).
De snelheidsregelaar zal weer werken zoals gewoonlijk nadat de binnentemperatuur is afgekoeld tot
ong. 40° C. Zoek altijd de reden voor oververhitting en verwijder het defect permanent.
Als de snelheidsregelaar/motor niet werkt of als het verplaatsen van de gashendel de motor niet
laat lopen, schakelt u de snelheidsregelaar uit. Controleer de neutrale positie op de zender. Zet de
rijtrimregelaar in de middenpositie en laat de gashendel los (of zet hem ook in de middenpositie).
Controleer of de zender is ingeschakeld, of de juiste kristallen zijn gebruikt en of de batterijen/oplaadbare
batterijen in de zender en het voertuig zijn opgeladen.
Einde van de activiteit
Schakel eerst de snelheidsregelaar uit (schakel de schakelaar in de positie "UIT").
Koppel de oplaadbare batterij los van de snelheidsregelaar.
Schakel nu de zender uit.
Onderhoud en reiniging
Koppel het product voor het schoonmaken los van de stroombron.
Gebruik in geen geval agressieve schoonmaakmiddelen, reinigingsalcohol of andere chemische
oplossingen omdat deze schade aan de behuizing of storingen kunnen veroorzaken.
Reinig het product met een droog, pluisvrij doekje.

Publicité

loading