5.Onderhoud & storingen
tabel 5.1: gids bij het oplossen van storingen
storing
Het toestel werkt in het
geheel niet.
Het toestel is aan, maar
het ruikt muf.
Het toestel is aan, en
het tocht.
mogelijke oorzaak
Geen voeding.
Systeem is uitgevallen.
Te weinig ventilatie.
De uitblaastemperatuur
is te laag.
De uitblaassnelheid is te
hoog.
verklaring en oplossing
1. Mogelijk is de voedingsspanning uitgevallen. Controleer
de werkschakelaar en de hoofdzekering van de installatie.
1. Mogelijk is de zekering op de printplaat defect. Open het
uitblaasroosterpaneel. Open vervolgens het elektro-
nicadeksel. Controleer de zekering en vervang deze
zonodig (32 mA; 5 x 20 mm).
2. Mogelijk is een communicatiekabel onderbroken.
Controleer de kabels. Reinig zonodig (voorzichtig) de
contacten, of vervang de kabel.
1. Mogelijk is het toestel ingesteld op recirculatie. Zie hand-
leiding 'Tiptoetsschakelaar' of hoofdstuk 'Configuratie' -
paragraaf 'KLVV regelen'. Schakel het toestel zonodig in
de ventilatiestand.
2. Mogelijk is het ventilatiedebiet automatisch gehalveerd
omdat de buitentemperatuur lager is dan 0 °C of hoger
dan 26 °C (zie hoofdstuk 'Configuratie' - paragraaf 'KLVV
regelen'). Dit is een energiebesparende functie die bij het
model KLVV-R niet kan worden opgeheven.
3. Mogelijk is het zakkenfilter vervuild. Reinig het filter (zie
hoofdstuk 'Onderhoud & storingen'- paragraaf 'Filters
reinigen').
4. Mogelijk heeft de vorstbeveiligingsthermostaat de ventila-
tieklep gesloten en het toestel uitgeschakeld omdat de
temperatuur van de uitgeblazen lucht lager was dan 5 °C
(zie hoofdstuk 'Veiligheid' - paragraaf 'Veiligheidsvoorzie-
ningen'). De te lage uitblaastemperatuur kan zijn veroor-
zaakt doordat de CV-installatie geheel of gedeeltelijk is
uitgevallen. Controleer de ketel en de pomp.
1. Mogelijk is de uitblaastemperatuur te laag ingesteld. Stel
de uitblaastemperatuur in op een hogere waarde (zie
hoofdstuk 'Modificaties' - paragraaf 'Uitblaastemperatuur
instellen').
2. Mogelijk is de aandrijving van de afsluiter verkeerd aange-
sloten op de regelaar. Controleer de aansluitingen en
verander deze zonodig. Gebruik het schema op de
regelaar.
3. Mogelijk is de CV-installatie geheel of gedeeltelijk uitge-
vallen. Controleer de ketel en de pomp.
1. Mogelijk is de ventilatorstand te hoog ingesteld. Stel de
ventilator in op een lagere stand (zie handleiding
'Tiptoetsschakelaar').
NL
11