i) Rit beëindigen
Om het rijden te beëindigen gaat u als volgt te werk:
• Laat de gas-/remhendel op de zender los, zodat deze in de neutrale positie staat en laat het voertuig uitrollen.
• Schakel het uit nadat het voertuig tot stilstand is gekomen (schakelstand "OFF").
Raak de wielen of de aandrijving hierbij niet aan en beweeg in geen geval de gas-/remhendel op de zender!
Houd het voertuig niet aan de wielen vast!
Motor, snelheidsregelaar en rijaccu worden tijdens het gebruik zeer warm! Raak deze onderdelen daarom
niet onmiddellijk aan na het rijden, kans op brandwonden!
• Koppel de rijaccu los van de auto. Maak de stekkerverbinding volledig los.
• Pas dan mag de zender worden uitgeschakeld.
11. Reiniging en onderhoud
a) Algemeen
Voor het reinigen of het onderhoud moet de auto worden uitgezet en de rijaccu volledig van de auto worden losge-
koppeld. Zet daarna de zender uit. Als u zojuist met het voertuig hebt gereden, laat dan alle onderdelen (bijv. motor,
snelheidsregelaar enz.) eerst volledig afkoelen.
Maak het voertuig na het rijden schoon door stof en vuil te verwijderen met bijvoorbeeld een schone langharige kwast
en een stofzuiger. Perslucht kan hierbij ook van pas komen.
Gebruik geen reinigingssprays of gewone schoonmaakmiddelen. Daardoor kan de elektronica beschadigd worden.
Bovendien leiden dergelijke middelen tot verkleuringen van de kunststof onderdelen of de carrosserie.
Was het voertuig nooit met een hogedrukreiniger.
Voor het afvegen van de carrosserie kunt u een zachte en iets bevochtigde doek gebruiken. Wrijf niet te hard, anders
ontstaan er krassen.
b) Zonodig na elke rit
Door de trillingen van de motor en schokken tijdens het rijden kunnen er onderdelen en schroefverbindingen losra-
ken. Controleer daarom voor en na elke rit of alle schroefverbindingen van het voertuig vastzitten en de staat van de
banden.
Controleer het voertuig ook voor en na elk gebruik op beschadigingen. Indien u beschadigingen vaststelt
mag het voertuig niet meer gebruikt worden.
Mochten versleten voertuigonderdelen (bijv. banden) of defecte onderdelen van het voertuig (bijv. een
gebroken draagarm) vervangen moeten worden, mag u alleen originele reserveonderdelen gebruiken.
74