4.5.2 Autorisering per RFID
Voor de RFID-autorisering is de vorige eenmalige registratie
van de RFID-kaart van de gebruiker op het laadstation
vereist. Het laadstation kan in een interne database
(Whitelist) tot 100 RFID-kaarten (2 x master, 98 x gebruiker)
beheren.
De RFID-kaart kan op twee manieren worden beheerd:
Autonoom bedrijf zonder Charge APP:
De exploitant van het laadstation is dankzij zijn master-
RFID-kaart bevoegd om nieuwe RFID-kaarten aan de
interne database toe te voegen.
Beheer van de RFID-kaarten via de Charge APP:
In combinatie met de Charge APP van Mennekes kan de
interne database (Whitelist) voor de RFID-autorisering
bijzonder comfortabel worden gebruikt. Via de Charge
APP kunnen aanvullend aan de RFID-kaartnummers
namen worden toegewezen en de database kan
gemakkelijk met de smartphone of de tablet worden
beheerd.
4.5.2.1
Autorisering met een RFID-kaart
Houd de RFID-kaart voor het RFID-symbool op het
frontpaneel.
Tijdens de controle van de gegevens brandt het symbool
"Wachttijd" op het LED-infoveld.
Na de succesvolle autorisering wordt het laadstation in
de status "Bedrijfsklaar" geschakeld en kunt u het
laadproces starten door de laadkabel aan te brengen.
Wordt het laden niet binnen de vrijgavetijd gestart van
ca. 60 seconden, wordt de autorisering teruggezet en
wisselt het laadsysteem naar de status "Bedrijfsklaar".
De autorisering moet opnieuw plaatsvinden.
4.5.3 Autorisering per Charge APP
U kunt u daarbij ook autoriseren door een RFID-kaart uit de
interne database (Whitelist) te selecteren. Hiervoor hebt u
PIN 2 nodig (Whitelist PIN, zie installatieblad).
Het laadstation gedraagt zich dan alsof u zich direct op het
laadstation geautoriseerd heeft met een geldige RFID-kaart.
4.5.4 Lading modus 3
Afb. 9: Laadkabel insteken (voorbeeld)
De autorisering heeft plaatsgevonden of de autorisering
werd bij de inbedrijfstelling niet geactiveerd.
Controleer of het voertuig en de laadkabel geschikt zijn voor
laden in modus 3.
1. Verbind de laadkabel met het voertuig.
2. Steek de stekker van de laadkabel volledig in de
laadcontactdoos type 2 aan het laadstation (alleen bij
laadstations met geïntegreerde laadcontactdoos type 2).
Het laadsysteem doorloopt nu automatisch de volgende
stappen:
Herkennen van de stroombelastbaarheid van de
laadkabel door middel van weerstandscodering.
Ongeschikte laadkabels worden geweigerd.
Test van de voorwaarden voor een juiste lading.
Communicatie met het voertuig via het CP-contact.
Via een PWM-signaal wordt de bovengrens van de
laadstroom aan het voertuig doorgestuurd. Tegelijkertijd
wordt de aardverbinding gecontroleerd.
Het laadsysteem vergrendelt de laadstekker mechanisch
(alleen bij laadstations met geïntegreerde
laadcontactdoos type 2). Het voertuig meldt het
laadsysteem dat het klaar is voor het laden. Het
laadproces begint.
In het LED-infoveld brandt het symbool "Laadproces
actief".
18