4.3 Meting van de spanning
NL
Houd rekening met onvoorziene span-
B
ningen op meetobjecten. Condensato-
ren, bijvoorbeeld, kunnen ook bij uit-
geschakelde stroombron gevaarlijk
geladen zijn.
Met dit toestel mag u geen metingen
uitvoeren in stroomkringen met sproei-
ontladingen (hoogspanning). Levens-
gevaar!
De maximaal te meten spanning mag
niet meer dan 600 V /~ bedragen.
Anders dreigt er levensgevaar voor
de gebruiker!
1) Het rode meetsnoer moet met de jack
"V" (5) verbonden zijn, en het zwarte
meetsnoer met de jack "COM" (6).
2) Bij wisselspanningen plaatst u de
keuzeschakelaar (8) in de stand
"600 V~" (melding "ACV" verschijnt
op het display), bij gelijkspanningen
in de stand "600 V " (melding
"DCV").
3) Houd de meetpennen tegen de be-
treffende meetpunten, en lees de ge-
meten waarde van het display af.
4) Indien bij de meting van wisselspan-
ningen de waarde onder 200 V ligt,
schakel dan van het 600 V-bereik te-
rug naar het 200 V-bereik. Bij over-
schrijding van het 200 V-bereik wordt
de melding "OL" op het display weer-
gegeven. Schakel dan terug naar het
600 V-bereik.
5) Wanneer bij de meting van gelijk-
spanningen de rode meetpen met
de negatieve pool en de zwarte meet-
pen met de positieve pool verbonden
wordt, dan verschijnt op het display
een minteken vóór de gemeten
waarde.
4.4 Meting van de weerstand en de
doorgang
Het toestel is tot 600 V /~ tegen
overspanning beveiligd. Meet even-
wel niet binnen een schakeling,
wanneer deze onder spanning staat!
Meet een weerstand steeds afzon-
derlijk, anders is de meting niet nauw-
keurig. Hiervoor moet de component
soms uit de schakeling losgesoldeerd
worden.
26
1) Het rode meetsnoer moet met de
gele jack "+" (10) en het zwarte
meetsnoer met de zwarte jack "COM"
(6) verbonden worden.
2) Plaats de keuzeschakelaar (8) in de
stand 2kΩ. Op het display verschijnt
de melding "kΩ".
3) Houd de meetpennen tegen de weer-
stand resp. tegen de betreffende
meetpunten, en lees de gemeten
waarde van het display af. Bij een
waarde onder 30 Ω is de doorgangs-
zoemer hoorbaar en wordt het sym-
bool
op het display weergegeven.
4) Bij weergave van de melding "OL" op
het display schakelt u naar het
200 kΩ-bereik. Wordt de melding
"OL" nog steeds weergegeven, dan is
het meetobject onderbroken of ligt de
weerstandswaarde boven 199,9 kΩ.
4.5 Doorlaatspanning van dioden
Het toestel is tot 600 V /~ tegen
overspanning beveiligd. Meet even-
wel niet binnen een schakeling,
wanneer deze onder spanning staat!
Meet een diode steeds afzonderlijk,
anders is de meting niet nauwkeurig.
Hiervoor moet de component soms
uit de schakeling losgesoldeerd wor-
den.
1) Het rode meetsnoer moet met de
gele jack "+" (10) en het zwarte
meetsnoer met de zwarte jack "COM"
(6) verbonden worden.
2) Plaats de keuzeschakelaar (8) in de
stand
. Op het display wordt het
symbool
weergegeven.
3) Houd de kathode van de diode tegen
de zwarte meetpen en de anode te-
gen de rode meetpen.
4) Op het display wordt de doorlaat-
spanning tot 1,999 V weergegeven bij
een teststroom van ca. 1 mA. Bij sili-
ciumdioden ligt de waarde rond 0,7 V.
Bij kortsluiting van de diode wordt
een waarde in de buurt van 0 V weer-
gegeven. Bovendien klinkt de door-
gangszoemer.
De melding "OL" wordt weergegeven,
wanneer de diode onderbroken, in
sperrichting aangesloten (draai de