6. Ingebruikneming
a) Opstelling/montage
De montage en de installatie van het apparaat mogen uitsluitend door een vakman worden
uitgevoerd die vertrouwd is met de gevaren en relevante voorschriften. Het product mag alleen
onderhouden, bediend en in gebruik genomen worden door personen die overeenkomstig
gekwalificeerd zijn.
Houd bij de keuze van een montageplaats rekening met het feit dat schokken, trillingen, stof,
koude, hitte en vochtigheid vermeden moeten worden. Er mogen bovendien geen sterke
transformatoren of motoren in de buurt van het apparaat zijn.
Zorg er bij het opstellen/monteren van het apparaat voor, dat de aansluitkabels en de kabel van
de afstandsbediening niet worden afgekneld of door scherpe randen beschadigd raken.
Gebruik het apparaat niet op brandbare oppervlakken of in de buurt van brandbare voorwerpen.
Zorg voor een afstand van ten minste 0,5 meter t.o.v. brandbare voorwerpen.
Let op dat de uittreedopening van de mist niet op personen, dieren of open vlammen wordt
gericht. De uittredende, hete damp kan verbrandingen veroorzaken (veiligheidsafstand van
0,5m inhouden).
Let erop dat het apparaat voldoende kan ventileren. Er moet een vrije ruimte van 0,2 meter rond
het apparaat zijn. U mag de ventilatieopeningen nooit afdekken.
Plaats het apparaat altijd op een stabiele ondergrond. Als het valt, kunnen personen gewond
raken.
De werkpositie van het apparaat is horizontaal (max. helling: 15°) zodat de tank bij het vullen
en tijdens het gebruik niet kan uitlopen.
Het apparaat moet buiten handbereik van personen worden gemonteerd of opgesteld.
Tijdens montage- en servicewerkzaamheden dient het gebied onder de montageplaats afgesloten
te zijn.
Het montageoppervlak of de montage-inrichting dient zo geconstrueerd te zijn dat deze
minstens 1 uur lang de 10-voudige werkbelasting zonder blijvende schadelijke vervorming kan
doorstaan.
Het apparaat dient bovendien bij montage met een montagebeugel door een tweede
veiligheidsophanging beveiligd te worden, die niet afhankelijk van de eigenlijke montage-
inrichting is. Bij fouten van het hoofdophangsysteem mogen er geen onderdelen van de
installatie naar beneden vallen.
Bij de montage moeten alle relevante voorschriften nauwgezet in acht worden genomen (in het
bijzonder BGV C1, vroeger VBG 70, en EN 60598-2-17).
43