5. Inwerkingstelling
Zet het apparaat onder spanning. De regulatie start een
initialisatiefase. Zodra de initialisatie is beëindigd, gaat de
regulatie over op de automatische modus; de fabrieksin-
stelling van deze modus geven optimale prestaties bij de
meeste installaties.
Als deze instellingen wegens bijzonder omstandigheden
moeten worden gewijzigd, is het mogelijk de betreffende
instelparameters te wijzigen (zie 4.2).
6. Storing zoeken
Als de regulatie niet correct werkt, controleer dan de
volgende punten:
● Elektrische voeding
Als de LED niet brandt, controleer de elektrische voeding
van de regulatie.
De regulatie is beschermd door een zekering T4A. Om
deze te vervangen verwijdert u de onderste klep (een re-
serve zekering vindt u in de accessoireset).
● Defecte sensor
Als de regelkring niet goed werkt door een defecte sen-
sor, knippert de LED
symbool
.
Het display toont ook een storingscode voor de betreffen-
de sensor (TC, TS) :
Kortsluiting: Het display toont kortsluiting op de kabel
van de sensor door de betreffende temperatuursensor
(TC, TS) te tonen en de storingscode -888.8.
Onderbreking: Onderbreking van de kabel van de
sensor ;
Het display toont de betreffend temperatuursensor
(TC, TS) en de storingscode -888.8 voor deze sensor.
De losgemaakte temperatuursensoren Pt1000 kunnen
worden gecontroleerd met behulp van een ohmmeter; de
overeenkomst temperatuur/weerstand is hieronder aan-
gegeven.
°C
-10
-5
0
1000
5
1019
10
1039
15
1058
20
1078
25
1097
30
1117
35
1136
40
1155
45
1175
50
1194
van de sensor Pt1000
35
rood/groen en verschijnt het
Ω
Ω
°C
961
55
1213
980
60
1232
65
1252
70
1271
75
1290
80
1309
85
1328
90
1347
95
1366
100
1385
105
1404
110
1423
115
1442
Weerstanden