Instelparameter Sz - Temperatuur Zone-Inversie Van De Boiler; Instelparameter Sx - Maximum Opslagtemperatuur; Instelparameter Cx - Maximum Paneeltemperatuur; Instelparameter Tu - Zelfkalibratiefase - OERTLI OETROSOL B Mode D'emploi

Régulation solaire
Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

4.4.7
Instelparameter SZ - Temperatuur zone-
inversie van de boiler
Instelbereik 20 ... 80 °C
Fabrieksinstelling 55 °C
Vanaf en temperatuur van het paneel van 55 °C (fabriek-
sinstelling), gaat de omkeerklep in de stand "HOOG". De
bovenste zonnewarmtewisselaar wordt direct met zonne-
energie gevoed. Hierdoor kan snel warm water met een
temperatuur van ongeveer 50°C worden geleverd. Als de
temperatuur van de zone-inversie wordt overschreden,
toont het display
en
Belangrijk voor zonneboilers met geïntegreerde
hulpverwarming :
Wij adviseren de temperatuur voor de hulpverwarming
sww in te stellen op 50°C. Als de klant een hoger tempe-
ratuur wenst, moet de parameter SZ worden gewijzigd.
SZ is in de fabriek ingesteld op 55°C en moet altijd 5 K ho-
ger zijn dan de adviestemperatuur van de hulpverwar-
ming (elektrische weerstand en of sww-kring van de ketel)
- als de sww-kring van de ketel is ingesteld op meer dan
50°C, moet SZ worden gewijzigd op 5 K boven deze
adviestemperatuur van de sww-kring.
- als de hulpverwarming elektrisch is, moet de thermo-
staat van de weerstand worden ingesteld op 50°C ; als
dit niet het geval is, moet SZ zijn ingesteld op 5 K ho-
ger.
4.4.8
Instelparameter SX - Maximum opslagtem-
peratuur
Instelbereik 20 ... 80 °C
Fabrieksinstelling 60 °C
Opmerking :
Uiterste temperatuur van
de boiler
(nooduitschakeling)
Waarde niet instelbaar 80 °C
Als de maximum temperatuur van de boiler wordt over-
schreden, wordt het opladen van de boiler onderbroken,
om schade door oververhitting te voorkomen. Het display
toont
en
(knipperend) en de LED gaat rood/groen
knipperen.
.
4.4.9
Instelparameter CX - Maximum paneeltem-
peratuur
Instelbereik 100 ... 125 °C
Fabrieksinstelling 120 °C
Opmerking :
Uiterste temperatuur van
het paneel
(nooduitschakeling): waarde niet instelbaar 130 °C
Als de temperatuur van het paneel oploopt tot voorbij de
temperatuur CX terwijl de zonnekring is uitgeschakeld
(maximum opslagtemperatuur bereikt), schakelt de zon-
nepomp (R1) in en koelt het paneel af door de buizen en
de boiler (koeling van het systeem). Hierdoor wordt de
temperatuur in de boiler hoger, maar deze komt nooit bo-
ven 80 °C (veiligheidssysteem).
De koelfunctie zorgt voor een thermische ontlasting; de
installatie blijft zo in de zomer langer operationeel. In de
fabriek is de maximum temperatuur van het paneel inge-
steld op 120 °C ; deze kan echter worden ingesteld van
100 ... 125 °C. Als de maximum temperatuur van het pa-
neel is overschreden, toont het display
(knipperend) en de LED gaat rood/groen knipperen.
4.4.10

Instelparameter tu - Zelfkalibratiefase

Instelbereik 1 ... 5 min
Fabrieksinstelling 3 min
Als het zonnepaneel een temperatuur van minstens 30 °C
heeft bereikt en er een verschil in temperatuur is van 10 K
(voorgedefinieerd) met de temperatuur van de boiler,
schakelt de regulatie de zonnepomp in op volle snelheid
(100%) gedurende de tijd die is gedefinieerd met de para-
meter tu. Tijdens deze fase worden alle eventueel in de
zonnepanelen of buizen aanwezige luchtbellen afgevoerd
naar het zonnestation door de hoge circulatiesnelheid in
de buizen en opgevangen in het Airstop systeem (hand-
matige ontluchting). Na deze fase, gaat de regulatie over
op de "matched flow" modus. De resterende duur van de
zelfkalibratie wordt aangegeven op de plaats van de pa-
rameter tc.
4.4.11
Instelparameter PN - Minimum snelheid
van de pomp
Instelbereik 50 ... 100 %
fabrieksinstelling 50 %
Met de instelparameter PN kan een minimum waarde
voor de relatieve snelheid van de zonnepomp (relais R1)
worden gedefinieerd.
33
,
en

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières