Installatie
EEN BEGELEIDINGSDRAAD INSTALLEREN
De grasmaaier gebruikt de optionele begeleidingsdraad om
zijn weg naar het laadstation terug te vinden, maar tevens om
moeilijk te bereiken plaatsen in het maaigebied te vinden. Bijv. de
begeleidingsdraad wordt tussen het laadstation en een uithoek van het
maaigebied of door een nauwe doorgang gelegd.
Voor nauwe doorgangen (minder dan 3 m) of kortere zoektijden is het
gebruiken van een begeleidingsdraad aanbevolen.
Plan eerst de locatie van de begrenzingsdraad alvorens de
begeleidingsdraad aan te brengen.
Gebruik dezelfde draadhaspel voor de begrenzings- en de
begeleidingsdraad.
De begeleidingsdraad moet, net zoals de begrenzingsdraad, met
haringen worden vastgezet of in de grond worden gestopt.
Wanneer de begeleidingsdraad op een steile helling wordt aangebracht,
leg de draad tegen een bepaalde hoek op de helling zodat de
grasmaaier de begeleidingsdraad op de helling eenvoudiger kan
volgen.
Leg de begeleidingsdraad niet tegen een scherpe hoek of de
grasmaaier zal tijdens het volgen problemen ondervinden.
Leg de begeleidingsdraad op een afstand van minstens 30 cm van de
begrenzingsdraad.
Leg de begeleidingsdraad niet over de begrenzingsdraad.
Plaats de geleidingsdraad recht onder de laadplaat in de baan die
hiervoor bestemd is en vervolgens minstens 2 m rechtuit van de
voorkant van de plaat.
Laat zo veel mogelijk vrije ruimte aan de linkerkant van de
begeleidingsdraad (wanneer u naar het laadstation kijkt).
Stop de begeleidingsdraad door de lus op de begrenzingsdraad waar
de begeleidingsdraad mee zal worden verbonden.
Knip de begrenzingsdraad af met behulp van een combinatietang.
NL
15
POWERWORKSTOOLS.COM
Version 1 - 2020.12.30