AANWIJZING
Het kan voorkomen dat de signale-
ring in het voertuig afwijkt van deze
beschrijving. Daarvoor moet altijd de
gebruiksaanwijzing van de betreffen-
de voertuigfabrikant worden gelezen
NL
en in acht worden genomen.
2.2
Algemene
veiligheidsaanwijzingen
Gevaarlijk hoge spanningen in het ap-
–
paraat.
Het laadstation heeft geen eigen net-
–
schakelaar. De beveiligingsinrichtin-
gen die in het elektriciteitsnet zijn ge-
ïnstalleerd, dienen ook voor de los-
koppeling van het elektriciteitsnet.
Controleer het laadstation voor ge-
–
bruik op optische schade. Gebruik het
laadstation niet als het beschadigd is.
De installatie, elektrische aansluiting
–
en inbedrijfname van het laadstation
mogen uitsluitend door een elektricien
worden uitgevoerd.
Verwijder de afdekking van het instal-
–
latiegebied niet tijdens het gebruik.
Verwijder markeringen, waarschu-
–
wingssymbolen en typeplaatje niet
van het laadstation.
62
De laadkabel mag uitsluitend door
–
een elektricien volgens de instructie
worden vervangen.
Het is ten strengste verboden om an-
–
dere apparaten op het laadstation aan
te sluiten.
Als de laadkabel niet wordt gebruikt,
–
bewaar deze dan in de daarvoor be-
stemde houder en zet de laadkoppe-
ling vast in het laadstation. Leg de
laadkabel losjes om de behuizing, zo-
dat deze de vloer niet raakt.
Let erop dat de laadkabel en laadkop-
–
peling zijn beschermd tegen overre-
den worden, ingeklemd raken en an-
dere mechanische risico's.
Als het laadstation, de laadkabel of de
–
laadkoppeling beschadigd is, stel dan
direct het servicecenter op de hoogte.
Gebruik het laadstation niet meer.
Bescherm de laadkabel en -koppeling
–
tegen contact met externe warmte-
bronnen, water, vuil en chemicaliën.
Verleng de laadkabel niet met een
–
verlengkabel of adapter om deze met
het voertuig te verbinden.
Verwijder de laadkabel uitsluitend
–
door aan de laadkoppeling te trekken.
Reinig het laadstation nooit met een
–
hogedrukreiniger of een vergelijkbaar
apparaat.
Schakel de elektrische externe voe-
–
ding uit voordat u de laadstekkerbus-
sen reinigt.
Bij het gebruik van de laadkabel moet
–
erop worden gelet dat de maximaal
toegestane kracht van 39 N (11 kW)
en 48 N (22 kW) niet wordt over-
schreden.
Zorg ervoor dat uitsluitend personen
–
die deze bedieningshandleiding heb-
ben gelezen, toegang hebben tot het
laadstation.
2.3
Veiligheidsaanwijzingen
voor de installatie
De installatie en de aansluiting van het
–
laadstation mogen uitsluitend door
een elektricien worden uitgevoerd.
Gebruik uitsluitend het meegeleverde
–
montagemateriaal.
Het Webasto Pure veiligheidsconcept
–
is gebaseerd op een aardingssysteem
dat altijd gewaarborgd moet zijn. De
elektricien moet hier bij de installatie
voor zorgen.
Het laadstation is geschikt voor ge-
–
bruik op plekken zonder toegangsbe-
perking.
5110159D Webasto Pure