Montage
Elektroaansluiting / Peilglaskoeling / Rookgaswegen
Controles vóór de inbedrijfstelling
Voorinstelling gasdrukbewaker / ionisatiestroommeting
Controles vóór de inbedrijfstelling
Vóór de eerste inbedrijfstelling dienen
de volgende punten te worden gecon-
troleerd.
· Correcte montage van de brander
volgens de bijgeleverde handleiding.
· Correcte voorinstelling van de brander
conform gegevens insteltabel.
· Instelling van het mengtoestel, juiste
sproeier moet geplaatst zijn.
· De warmtebron moet klaar voor inbedrijf-
stelling gemonteerd zijn, de voorschriften
voor de werking van de warmtebron
moeten worden opgevolgd.
Het installeren van de elektra en de
aansluitwerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd door een erkend
elektricien. Hierbij dienen de VDE-
en EVU-voorschriften in acht te
worden genomen.
Elektrische aansluiting
· Controleren of de netspanning ove-
reenstemt met de aangegeven
bedrijfsspanning van 230 V, 50 Hz.
Zekering voor de brander: 10A
Elektrische steker
Brander en verwarmer (ketel) worden
via een 7-polige steker met elkaar
verbonden.
Peilglaskoeling
Het branderhuis kan worden voorzien
van een R1/8"-aansluiting voor een
leiding naar de peilglaskoeling.
· Hiervoor een gat boren in gietrand
6 en 1/8"-schroefdraad snijden
· Voor aansluitnippel en verbindingss-
lang toebehoor Art. Nr. 12 056 459
gebruiken.
· Alle elektrische aansluitingen
moeten correct uitgevoerd zijn.
· Verwarmer en verwarmingssysteem
zijn voldoende met water gevuld, cir-
culatiepompen zijn in werking.
· Temperatuurregelaar, drukregelaar, droo-
gloopbeveiliging en andere eventueel
aanwezige beveiligende begrenzings-
voorzieningen moeten correct aangeslo-
ten zijn en functioneren.
· Rookgaswegen moeten vrij zijn,
secundaire-luchtinstallatie, indien
aanwezig, functioneert.
Voorinstelling Gasdrukbewaker
· Doorzichtig deksel verwijderen.
· Provisorisch op de minimumwaarde
van de schaal instellen.
Ionisatiestroommeting
Voor het meten van de ionisatiestroom
meetbrug B1 verwijderen en een multi-
meter met een meetbereik van
0-100 µA aansluiten.
De controlestroom moet ten minste
8 µA bedragen.
12/2005 - Art. Nr. 13 018 256A
De brander moet van het net gescheiden
kunnen worden met een omnipolair uits-
chakeltoetel. De diameter van de op deze
steker aangesloten kabel moet tussen
8,3 en 11 mm liggen.
Aansluiting gasarmatuur
Verbinding maken met de stekers
(zwart op zwart, grijs op grijs) die zich
op de brander bevinden.
m
In België moet de relaiskit met
Art. Nr. 13013508 worden
gebruikt.
Rookgassysteem
Om eventuele ongunstige geluidsuit-
stoot te voorkomen, mag bij de verbin-
ding aan de ketel aan rookgaszijde
geen gebruik worden gemaakt van
aansluitstukken met een rechte hoek.
· Er moet voldoende verse lucht toe-
gevoerd kunnen worden.
· Warmteafname moet aanwezig zijn.
· Brandstofopslagtanks moeten gevuld
zijn.
· Brandstofgeleidende leidingen
moeten vakkundig gemonteerd, op
lekkages gecontroleerd en ontlucht
zijn.
· Er moet een meetplaats, conform de
normen, voor het meten van
rookgas aanwezig zijn, rookgastra-
ject tot de meetplaats moet dicht
zijn, zodat de meetresultaten niet
vervalst worden door vreemde lucht.
NL
41