De borgmoer is aan de onderkant voorzien van een groef welke eveneens van een afdichtingsmiddel
moet worden voorzien. Zorg ervoor dat deze moer niet extreem vast wordt aangedraaid. Verwijder
na doorharden overtollige kit resten en kapsel het geheel in rnet polyester zoals in figuur 2 staat aan-
gegeven. Let er op dat tenminste 20 mm schroefdraad aan de bovenzijde van de behuizing vrij moet
blijven.
De transducer kan nu in de behuizing worden geplaatst en komt aldus binnen het bereik van de
waterstroorn. De pijl dient hierbij recht vooruit te wijzen, evenwijdig met de langsas van het vaartuig.
Aanbevolen wordt om zowel de transducer als rubber ring rnet siliconen vet in te smeren waardoor
vastzitten als gevolg van aangroei wordt vermeden. Plaats de bevestigings moer op de bovenkant
van de behuizing, draai deze vast en verbind de kabel met de 'paddlewheel' aansluiting van het dis-
play. Als extra bescherming wordt ook hier aanbevolen om de plug licht in te smeren met siliconen
vet.
DIEPTEMETER TRANSDUCER INSTALLEREN
Er kan uit drie mogelijkheden voor installatie worden gekozen:
(1 De transducer kan rechtstreeks tegen de binnenzijde van de romp worden vastgekit of gelami-
neerd (er treedt dan enig zendverlies op maar bij de meeste polyester schepen is het prestatie ver-
lies nauwelijks merkbaar.
(2 Uw dealer kan een kit voor spiegel montage leveren.
(3) De transducer kan met behulp van een transducer kit aan de binnenzijde van een polyester romp
worden geplaatst.
Deze laatste optie heeft als voordeel dat de transducer zeer eenvoudig kan worden verwijderd voor
inspectie of plaatsing op een andere lokatie. Hierbij moet echter worden bedacht dat, alhoewel de
accuratesse absoluut niet wordt beinvloed door plaatsing tegen de binnenzijde van de rornp, er toch
sprake kan zijn van enig verlies in het rnaximum zendbereilk, afhankelijk van de dikte en kwaliteit van
de in de romp verwerkte glasvezels. Onafhankelijk van de gekozen optie moet ook nog de meest
geschikte lakatie worden bepaald. Selecteer een zodanige positie beneden de waterlijn dat de trans-
ducer (vrijwel) verticaal naar beneden richting zeebodem staat gericht en bovendien een ruime
afstand aanwezig is tussen de transducer met bijbehorende kabel en apparatuur welk als potentiele
interferentie bron kan worden aangemerkt (de kabel mag hierbij NIET worden ingekort). Mogelijke
stoorbronnen zijn dynamo's en start systemen, elektrische pompen en de ontsteking bij benzine
motoren. Ter voorkoming van signaal uitval dient de gekozen positie bovendien op ruime afstand
te liggen van gebieden waar vorming van luchtbellen of cavitatie optreedt zoals nabij schroeven of
delen van de romp waar het profiel zich plotseling wijzigt.
De geschiktheid van de gekozen positie kan met een vaarproef in water met een behoorlijke diepte
worden uitgetest. Bevestig de transducer tegen de binnenzijde van de romp waarbij als plakmiddel
een stuk kauwgum wordt gebruikt (nadat de romp eerst van alle vuil en vet is ontdaan). Vervolgens
kan het apparaat met uiteenlopende snelheden en diepten worden beproefd. Nadat de beste lakatie
is vastgesteld kan de transducer permanent worden opgesteld conform een van de aangegeven
opties (Noot: kauwgum verwijderen). Nogmaals: de kabel mag beslist niet worden ingekort.
Het is van belang dat het zendoppervlak van de transducer door en door met de romp wordt ver-
bonden. Zelfs een enkele luchtbel kan leiden tot een aanzienlijk verlies in prsetaties.
De transducer en de behuizing aan de buitenzijde van de romp mogen niet met antifouling worden
behandeld. Met name meerdere lagen beinvloeden de prestatie nadelig. Sluit de transducer aan op
de transducer aansluiting van het display.
- 8 -