LOG CALIBRATIE WIJZIGEN
De calibratie factor bepaalt het aantal omwentelingen van de transducer rotor dat equivalent is met
een gefixeerde afstand. Vooraf is het instrument door de fabrikant al op de nominale waarde inge-
steld. De vorm van de romp en de lokatie van de transducer rotor kunnen de aanwijzing echter bein-
vloeden met als gevolg een te hoge of te lage aanwijzing van snelheid (en afstand).
Eventuele fouten kunnen in de configuratie mode worden gecorrigeerd. Vanuit het SET ENG display
wordt de TRIP toets bediend. Op het display verschijnt dan CAL en de huidige calibratie factor (door
de fabrikant ingesteld op 100% voor een juiste aanwijzing bij een vrije stroom van het water). De
factor kan tot 150% of 70% worden verhoogd of verlaagd met de TOTAL en TRIP toetsen.
Als algemene stelregel geldt dat, indien de aanwijzing van het instrument te hoog is, de factor ver-
laagd dient te worden en, indien de aanwijzing te laag is, de factor verhoogd dient te worden. Het
wijzigings percentage dient hierbij identiek met het afwijkings percentage te zijn. Als bijvoorbeeld
wordt vastgesteld dat de aanwijzing van het instrument 6% te laag is dan dient de calibratie factor
met 6% te worden verhoogd. Het intoetsen van SPEED voert de nieuwe calibratie factor in waarna
terugkeer naar het SET ENG display volgt. Indien geen verdere instellingen zijn vereist dan zal na
bedienen van de ILLUM toets de configuratie mode worden afgesloten en volgt terugkeer naar de
normale bedrijfs mode.
- 11 -