4.1.6. Winter:
Het systeem gaat in winterstand en keert terug naar de automatische modus wanneer het seizoen wisselt of bij een stroomon-
derbreking. De omschakeling van zomer naar winter is voorgeprogrammeerd op vaste data. Indien u deze modus selecteert,
kunt u de winterstand korter of langer laten duren.
4.2. Menu Instelling debiet
Druk op de toets
Met de pijltjes
tekst met uitleg.
Gebruik eveneens de pijltjes
om te annuleren.
4.2.1. Algemeen debiet:
Gemiddeld debiet over 24 uur, automatische aangepast volgens het tijdstip en het seizoen. Deze waarde geldt als referentie
voor de automatische modus.
4.2.2. Dagdebiet:
U gaat over naar een handbediende modus. Het systeem houdt dit debiet aan voor de dagperiode. Wanneer het dagdebiet
wijzigt, neemt het nachtdebiet dezelfde waarde aan, maar u kunt die waarde op elk moment aanpassen. 'AUTO' geeft aan
dat de handbediende modus niet langer actief is.
4.2.3. Nachtdebiet:
U gaat over naar een handbediende modus. Het systeem houdt dit debiet aan voor de nacht. Wanneer het nachtdebiet wij-
zigt, neemt het dagdebiet dezelfde waarde aan, maar u kunt die waarde op elk moment aanpassen. 'AUTO' geeft aan dat
de handbediende modus niet langer actief is.
4.2.4. Tijdelijk debiet:
Debiet gebruikt in de timermodus (zie § 4.1.2).
4.2.5. Duur:
Gewenste duur in uur voor de timermodus (zie § 4.1.2.).
4.3. Menu Regeling temperaturen
Druk op de toets
Met de pijltjes kiest u de gewenste temperatuur en druk op
uitleg.
Gebruik eveneens de pijltjes
4.3.4 hieronder) te kiezen en druk op
4.3.1. T° Winter:
Insteltemperatuur die gebruikt wordt in de automatische wintermodus (zie § 4.1.1). Een hogere temperatuur instellen doet het
stroomverbruik van de weerstanden toenemen, terwijl een lage temperatuur de aanvoer van koude lucht in de woning stopt.
4.3.2. T° Zomer:
Insteltemperatuur die gebruikt wordt in de automatische zomermodus (zie § 4.1.1). Kies een lage temperatuur om het stroom-
verbruik te beperken.
4.3.3. T° Afwezigheid:
Insteltemperatuur voor de afwezigheidsmodus (zie § 4.1.4). Kies een lage temperatuur om het stroomverbruik te beperken.
4.3.4. Max. lucht T°:
Bij deze temperatuur wordt de ventilator uitgeschakeld om te voorkomen dat er te warme lucht in de ruimte wordt geblazen:
instelbaar tussen 23°C en 40°C.
20
om het menu te openen.
en
kiest u het gewenste debiet en druk op
en
om een instelling tussen 1 en 8 te kiezen en druk op
om het menu te openen.
en
om een instelling tussen 5 °C en 18°C (behalve voor de Max. luchttemp., cf. §
om te bevestigen of op
. De aan te passen waarde verschijnt, net als een
. De aan te passen waarde verschijnt, net als een tekst met
om te annuleren.
om te bevestigen of op