tig door het materiaal, dat u wilt gaan maaien, heen
voert. Hou de maaikop zo schuin, dat meegegrepen
voorwerpen en snijgoed van u weg worden geslingerd.
Wanneer u vlak tegen een obstakel zoals een schut-
ting, een muur of een boom gaat maaien, benader dit
obstakel dan in een zodanige hoek, dat voorwerpen
die vanaf het obstakel terugstuiten, niet in uw richting
vliegen. Beweeg de maaikop langzaam, tot het gras
tot het obstakel aan toe is gesneden; druk de snijdraad
echter niet tegen het obstakel aan. Wanneer u tot aan
een afrastering van ijzergaas of andersoortig gaas
gaat maaien, let er dan goed op dat u alleen tot aan het
draad maait. Leidt u het apparaat te ver, dan kan het
snijdraad zich om het gaas heen wikkelen. Met de trim-
mer kunt u ook afzonderlijke, dikkere stengels snijden.
Plaats hiertoe de snijdraad vlak boven de basis van de
stengel, nooit verder omhoog, omdat de stengel kan
terugslingeren en de draad daarin verstikt kan raken.
In plaats van zulke stengels in één slag af te snijden,
gebruikt u alleen het uiteinde van het draad, en snijdt u
langzaam door de stengel.
WAARSCHUWING
Gebruik geen metalen mes voor de randen of voor het
kortwieken.
KORTWIEKEN EN RANDEN KNIPPEN
Beide handelingen geschieden met de maaikop ge-
kanteld in een scherpe hellingshoek ten opzichte
van de bodem. Kortwieken is het verwijderen van de
gehele begroeiing. Wat resteert is kale grond. Bij het
knippen van de randen wordt het gras daar geknipt,
waar het over een trottoir of over een straat heen is
gegroeid. Houd zowel bij het knippen van de randen
als bij het kortwieken het apparaat in een scherpe hel-
lingshoek en tegelijkertijd zo dat snijgoed en vuil en
stenen niet in uw richting worden geslingerd. Ook niet
wanneer ze vanaf een hard oppervlakte terugstuiten.
De beide werkwijzen staan weliswaar op de afbeeldin-
gen afgebeeld, maar toch moet iedereen die met het
apparaat werkt, zelf de hellingshoek bepalen die het
beste bij zijn lichaamslengte en zijn werksituatie past.
GEVAAR
WAARSCHUWING
Maai niet op plaatsen waarop zich afrasteringsdraad
bevindt. Draag altijd uw veiligheidsuitrusting. Maai
nooit op plaatsen waar niet goed te zien is, wat het
apparaat precies maait.
Verwisselen van de draadspoel
De draadkop bestaat uit de volgende onderdelen:
1
2
1. Spoelhuis
3. Draadspoel
5. Deksel
Druk (afbeelding, stap 1) op de blokkeersluiting aan
de zijkant van het spoelhuis. Draai (afbeelding, stap
2) vervolgens het deksel van de spoel ca. 1,5 cm in
de richting van de wijzers van de klok. Deksel 5 wordt
daardoor ontgrendeld en kan worden verwijderd.
Verwijder eerst de klikknop 4 en verwijder daarna de
lege draadspoel 3 uit het spoelhuis. Steek de beide
draden van de nieuwe spoel door de oogjes in het
spoelhuis, zoals in de afbeelding wordt getoond. De
draadeinden blijven daarbij in de beide transportklem-
men in de spoel vastgeklemd.
1
Zet de draadspoel in het spoelhuis. Spoel zo draaien
dat de vastgeklemde draadeinden direct voor de
draadoogjes in het spoelhuis liggen. Let erop dat de
veer 2 op de juiste wijze onder de spoel zit. Zet de
klikknop weer op de spoel. Daarna het deksel in de 4
geleidingen zetten en met een draai van 1,5 cm tegen
de richting van de wijzers van de klok in, vergrendelen.
Trek nu gelijktijdig stevig aan de beide draadeinden.
Deze worden daardoor uit de transportklemmen van
de spoel losgemaakt. De maaikop is weer klaar voor
gebruik.
U kunt ook zelf de draad opwikkelen. Gebruik daar-
voor alleen de voorgeschreven draad met een 2,5 mm
doorsnede.
NL-8
GEVAAR
3
4
2. Veer
4. Klikknop
2
5