Calista 2 V .. BN, code 026626, code 600011, code 600012
L
Co
Molveno Gottack
Aa
A1
B1
3
Ab
A2
B2
Bc
B3
D3
4
Bd
B4
D4
ME
5
TSa (60°C)
Aa
c
4
a
b
Co
TCh
c
Ab
10
11
a
b
Mannelijke aansluitklem (12 weg)
Vrouwelijke aansluitklem (12 weg)
Aansluitingsklemmen installateur (18 polige)
Klemmenstrook brander (5 contacten)
De kabels voor stroomvoeding, en circulatiepomp langs
de draaddoorgangsgaten op het achterste van de ketel
binnen laten komen.
Klemmenstrook brander (5 contacten)
U u r t e l l e r : k l e m m e n 4 ( B 4 ) , 1 ( n e u t r a a l ) e n 2
(groen/geel).
Klemmenstrook (18 contakten)
Omloop 1
•
Circulatiepomp verwarming: klemmen 7, 8 en 9.
•
Kamerthermostaat met werking op de circulatiepomp:
Klemmen 10 en 11 - Op voorhand de shunt (10-11)
verwijderen.
•
Kamerthermostaat met werking op de brander:
Klemmen 12 en 13 - Op voorhand de shunt (12-13)
verwijderen.
Omloop 2
•
Circulatiepomp verwarming: klemmen 14, 15 en 16.
•
Kamerthermostaat met werking op de circulatiepomp:
Klemmen 17 en 18 - Op voorhand de shunt (17-18)
verwijderen.
•
Veiligheid te weinig water: klemmen 4 en 5. Op
voorhand de shunt (4-5) verwijderen.
•
Voedingskabel: klem 1 (blauw), 2 (Groen/geel) en 3
(rood).
-
Gebruik een soepele kabel van 3 x 0,75 mm
van het type H05VV-F.
-
De draadklemmen gebruiken om iedere toevallige
uitschakeling te vermijden.
Gebruiksaanwijzing "1148"
TSa, TMx
TSa, TMx
O
a
b
c
TSé, TCh
TSé, TCh
c
1
2
T.G
c
1
2
IMIT
JAEGER
1
2
4
Landis
1
2
3
TMx (85°C)
c
a
6
b
TA1/Br
13
12
7
12
Figure 21 - Principieel electrisch schema
2
minimum
V-B
TSé
5
c
3
a
b
Br
CC1
TA1/C1
11
10
9
TA2/C2
CC2
18
17
16
De aardingsdraad moet langer zijn tussen zijn
aansluitklem en de draadklem dan de 2 andere draden.
De draadklem kan in ook welke kant gebruikt worden
volgens het aantal of de dikte van de kabels.
2.10 Verificatie en inwerkingstelling
•
De installatie spoelen en de dichtheid ervan
kontroleren.
•
De installatie met water vullen.
F
Belangrijk ! De sanitaire boiler vullen en onder
druk zetten voordat men met het vullen van de
installatie begint.
-
Gedurende het vullen van de installatie, niet de
circulatiepomp laten draaien, alle afblaaskranen
openen van de installatie ten einde de lucht te
verwijderen van de kanalisaties.
-
De afblaaskranen sluiten en het water laten
bijkomen totdat de druk van de kringloop tussen
(1,5 en 2) bar komt.
•
De warmtewisselaar ontluchten (kent.15, fig.8).
•
De klassieke verificaties uitvoeren van de brander en
zijn energie aanvoer.
•
De goede inplanting van de turbulatoren kontroleren.
•
De goede hechting van de elektrische aansluitingen op
de aansluitklemmen controleren.
•
Het toestel op het net aansluiten en inschakelen (zie
instrukties voor de gebruiker).
V-M
1
1
V-C1
7
14
N
1
Bc
Co
Bd
15