Kärcher B 300 RI D Mode D'emploi page 163

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 80
3.6.1
Verplichtingen van de bedrijfsleiding en
de werknemers
Alle personen die vloeibaar gas hanteren, zijn verplicht
kennis te nemen van de informatie over de eigenschap-
pen van vloeibare gassen, om een veilige bedrijfsvoe-
ring te kunnen garanderen. Deze publicatie dient
steeds aanwezig te zijn.
3.6.2
Onderhoud door vakkundige personen
Drijfgasinstallaties dienen regelmatig, tenminste één keer
per jaar, door een vakkundig persoon op werking en dicht-
heid gecontroleerd te worden (volgens BGG 936).
De controle dient schriftelijk te worden vastgelegd. Aan
de controle liggen de § 33 en § 37 UVV "Verwendung
von Flüssiggas" (gebruik van vloeibaar gas, BGV D34)
ten grondslag.
Als algemene voorschriften gelden de richtlijnen van de
Duitse Verkeersminister voor de controle van voertui-
gen waarvan de motoren op vloeibare gassen lopen.
3.6.3
Inbedrijfstelling/gebruik
Het gas mag steeds maar uit één fles tegelijk worden ge-
tapt. Wordt het gas uit meerdere flessen tegelijk gehaald,
kan het gebeuren dat het vloeibare gas uit een fles in een
andere loopt. Daardoor zou de overvulde fles na het slui-
ten van het ventiel (zie B. 1 van deze richtlijnen) bloot-
staan aan een ontoelaatbare drukstijging.
Bij het inbouwen van de volle fles bevindt zich de mar-
kering voor de juiste positie van de fles "onder" (aan-
sluit-schroefdraad wijst loodrecht naar beneden).
Het wisselen van gasfles dient zorgvuldig te geschieden.
Bij het in- en uitbouwen moet de gasuitgangsnippel van
het flesventiel door een met een sleutel vast aangedraaide
afsluitmoer zijn afgedicht.
Ondichte gasflessen mogen niet meer worden gebruikt.
Ze dienen met inachtneming van alle voorzorgsmaatre-
gelen direct in de open lucht door afblazen te worden
leeggemaakt en dan als ondicht te worden gekenmerkt.
Bij het afleveren of ophalen van beschadigde flessen
dient de uitlener of diens representant (tankbediende
bijv.) direct schriftelijk van de bewuste schade op de
hoogte te worden gebracht.
Voordat de gasfles wordt aangesloten, dient de aan-
sluitnippel op deugdelijkheid gecontroleerd te worden.
Na het aansluiten van de fles moet deze met schuimvor-
mende middelen op dichtheid gecontroleerd worden.
De ventielen dienen langzaam te worden geopend. Het
openen en sluiten mag niet met behulp van slagge-
reedschap plaatsvinden.
Bij een brand met vloeibaar gas uitsluitend met droog
koolzuur of met koolzuurgas blussen.
De gehele vloeibaar-gas-installatie dient voortdurend
op bedrijfsveiligheid en in het bijzonder op dichtheid ge-
controleerd te worden. Het gebruik van het voertuig
met een ondichte gasinstallatie is verboden.
Voor het losmaken van de buis- c.q. slangverbinding
dient het flesventiel te worden gesloten. De aansluit-
moer aan de fles komt langzaam en eerst maar weinig
los, omdat anders het gas dat zich nog in de leiding be-
vindt en onder druk staat spontaan zou uittreden.
Als het gas uit een grote container wordt getankt, dan
dienen de eenduidige voorschriften bij de betreffende
groothandel in vloeibaar gas te worden opgevraagd.
GEVAAR
Verwondingsgevaar!
Vloeibaar gas in vloeibare vorm geeft wonden door be-
vriezing op de blote huid.
Na de demontage moet de sluitmoer vast op de aan-
sluit-schroefdraad van de fles worden geschroefd.
Om de dichtheid te controleren dienen zeepwater,
Nekal-oplossing of een ander schuimend middel te
worden gebruikt. Het aflichten van de vloeibaar-gasin-
stallatie met een open vlam is verboden.
Bij het wisselen van losse installatie-onderdelen dienen
de inbouw-voorschriften van de fabrikant in acht te wor-
den genomen. Daarbij dienen fles- en hoofdafsluitven-
tielen te worden gesloten.
Er dient voortdurend toezicht te worden gehouden op
de toestand van de elektrische installatie van de vloei-
baar-gasvoertuigen. Vonken kunnen bij lekkages van
de gasvoerende installatie-onderdelen explosies ver-
oorzaken.
Wanneer een vloeibaar-gasvoertuig langere tijd heeft
stilgestaan, dient de garage voor de inbedrijfstelling
van het voertuig of van de bijbehorende elektrische in-
stallatie grondig geventileerd te worden.
Ongevallen in verband met gasflessen of met de vloei-
baargas-installatie dienen direct aan de „Berufsgenos-
senschaft" (arbo-dienst) of het bevoegde
„Gewerbeaufsichtsamt" (branche-inspectie) te worden
gemeld. Beschadigde onderdelen dienen tot aan het
einde van het onderzoek te worden bewaard.
3.6.4
In de garages en opslagruimtes en de
reparatie-werkplaatsen
De opslag van drijfgas- c.q. vloeibaargasflessen dient
volgens de Vorschriften TRF 1996 (Technische regels
vloeibaargas, zie DA bij de BGV D34, Bijlage 4) te wor-
den uitgevoerd.
Gasflessen dienen staand te worden bewaard. Open
vuur en roken zijn bij de opslag van containers en tij-
dens de reparatie niet toegestaan. In de open lucht op-
geslagen flessen dienen tegen onbevoegde toegang te
zijn beveiligd. Lege flessen dienen te allen tijde zijn
dichtgedraaid.
De fles- en hoofdafsluitventielen dienen direct na het in
de garage zetten van het motorrijtuig te worden dicht-
gedraaid.
Voor de ligging en uitvoering van de garages voor
vloeibaargas-voertuigen gelden de bepalingen van de
Reichsgaragenordnung (rijksgarageverordening) en de
betreffende Landes-Bauordnung (provinciale bouwver-
ordening).
De gasflessen dienen in speciale, van de garages ge-
scheiden ruimtes te worden opgeslagen (zie DA bij de
BGV D34, bijlage 2).
De in de ruimtes gebruikte elektrische looplampen die-
nen van een gesloten, afgedichte overstolp en van een
sterke veiligheidskooi te zijn voorzien.
Bij werkzaamheden reparatiewerkplaatsen dienen de
fles- en hoofdafsluitventielen te worden gesloten en de
drijfgasflessen tegen overmatige warmte te worden af-
geschermd.
5
-
NL
163

Publicité

Table des Matières
loading

Ce manuel est également adapté pour:

B 300 ri lpg

Table des Matières