2.
Belangrijke informatie over de bloeddruk en het meten ervan
2.1. Wat is de oorzaak van een hoge/lage bloeddruk?
De bloeddrukwaarde wordt bepaald door een deel van de hersenen, het cardiovasculair
centrum genoemd, en verandert door reacties die via het centrale zenuwstelsel gaan.
Om de bloeddruk te regelen, worden de sterkte en de frequentie van de hartslag (de
pols) evenals de diameter van de bloedvaten gewijzigd. Deze wijziging gebeurt door fijne
spieren in de wanden van de bloedvaten. Het niveau van de arteriële bloeddruk verand-
ert periodiek tijdens de hartactiviteit: wanneer het bloed wordt «geëjecteerd» (systole),
heeft men een maximumwaarde (systolische bloeddrukwaarde), aan het einde van de
«ontspanningsfase» van het hart (diastole) heeft men een minimumwaarde (diastolische
bloeddrukwaarde). Om bepaalde ziekten te voorkomen, moeten de waarden voor de
bloeddruk binnen bepaalde, normale marges liggen.
2.2. Welke zijn de normale waarden?
De bloeddruk is abnormaal wanneer in rust de diastolische bloeddruk hoger is dan
90 mmHg en/of de systolische hoger dan 140 mmHg. In dat geval moet u onmiddellijk
uw arts waarschuwen. Op lange termijn houdt dergelijke hoge bloeddruk een risico in
voor uw gezondheid omdat het gepaard gaat met progressieve letsels aan de bloed-
vaten. Wanneer de waarde voor de systolische bloeddruk tussen 140 mmHg en 160
mmHg ligt en/of die voor de diastolische bloeddruk tussen 90 mmHg en 100 mmHg,
dient u eveneens uw arts te raadplegen. Het zal bovendien noodzakelijk zijn dat u regel-
matig zelf uw bloeddruk meet.
U moet ook uw arts raadplegen wanneer uw bloeddruk te laag is, met andere woorden
wanneer de systolische waarde lager is dan 100 mmHg en/of de diastolische lager dan
60 mmHg. Zelfs bij een normale bloeddruk is het aangewezen om zelf regelmatig de
bloeddruk te controleren met uw bloeddrukmeter. Op die manier kan u tijdig mogelijke
afwijkingen opsporen en de nodige maatregelen treffen.
Wanneer u onder medische behandeling bent om uw bloeddruk te regelen, kan u de
waarden van uw bloeddruk nagaan door regelmatig en op vaste tijdstippen uw bloeddruk
te meten. Leg deze meetresultaten voor aan uw arts. Wijzig de door uw arts voorge-
schreven doses van uw geneesmiddel nooit zelf op basis van uw meetresultaten.
62