5.4.2. STALEN TANDHEUGEL – VASTSCHROEVEN (F
Zet de vleugel met de hand helemaal
open.
Leg het eerste stuk van de tandheu-
gel vlak op het tandwiel en plaats het
afstandsstuk tussen tandheugel en de
rand van de poort. Controleer met een
waterpas of de tandheugel horizontaal
is, en markeer met een pen waar moet
worden geboord.
Boor een gat Ø 6,5 mm en maak man-
nelijk schroefdraad voor M8. Draai de
bout vast.
Beweeg de poort met de hand, controleer of de tandheugel tegen
het tandwiel zit, en herhaal de handelingen vanaf punt .
Zet een ander element van de tandheugel naast het vorige, en ge-
bruik daarbij een stuk van de tandheugel om de vertanding van de
twee elementen op elkaar af te stemmen (Fig. 14 ref. ).
Beweeg de poort met de hand, en ga verder met het bevestigen
zoals bij het eerste element;ga door tot u de hele poort langs bent
geweest.
Zorg dat er geen overtollige stukken tandheugel buiten de poort
uitsteken.
Opmerkingen over de installatie van de tandheugel
• Controleer of alle elementen
van de tandheugel nooit uit
het rondsel lopen, over de hele
beweging van de poort.
• De elementen van de tandheu-
gel mogen absoluut niet op de
afstandsstukken of aan elkaar
worden gelast.
• Na de installatie van de tand-
heugel moet de positie van de
motorreductor ongeveer 1,5 mm
worden verlaagd (Fig.15) om te
garanderen dat de tandheugel
goed in het rondsel grijpt.
• Controleer met de hand of
de poort de mechanische
aanslagen soepel bereikt, en of
er geen sprake is van wrijving
tijdens de beweging.
• Gebruik absoluut geen vet of an-
dere smeermiddelen tussen het
rondsel en de tandheugel.
. 12)
IG
6.1. AANSLUITING ELEKTRONISCHE KAART
Volg de punten 10, 11, 12, 13,14, van de ALGEMENE VEILIGHEIDSVOOR-
SCHRIFTEN.
Leg de kabels aan in de leidingen overeenkomstig de aanwijzingen van
Fig. 3, en sluit de gekozen accessoires aan op de elektronische appara-
Fig. 12
tuur.
Houd de voedingskabels altijd gescheiden van de kabels voor de bedie-
ning en de beveiliging (drukknop, ontvanger, fotocellen etc.). Gebruik
verschillende buizen om iedere elektrische storing te vermijden.
6.1.1. AARDING
Sluit de aardkabel aan zoals in Fig. 16.
6.1.2. ELEKTRONISCHE APPARATUUR
Bij motorreductoren versie "C" wordt de elektronische bedieningsappara-
tuur bevestigd aan een verstelbare steun met een doorzichtig deksel.
Op het deksel zitten de programmeerknoppen van de kaart, zodat de
kaart kan worden geprogrammeerd zonder het deksel te hoeven verwij-
deren.
Volg de aanwijzingen in de specifieke instructies om de besturingseen-
heid correct aan te sluiten.
Fig. 13
6.2. PLAATSING VAN DE EINDSCHAKELAARS
De aandrijving is uitgerust met een magnetische eindschakelaar, die de motor
van de poort het commando geeft te stoppen op het moment waarop de
magneet, die in het bovenste deel van de tandheugel is bevestigd, de sensor
activeert. De bij de aandrijving geleverde magneten hebben een specifieke
polariteit, en schakelen slechts één contact van de sensor in, het contact voor
het sluiten of die voor het openen. Op de magneet die het contact voor het
openen van de poort inschakelt is een open slot afgebeeld, en omgekeerd, op
de magneet die het contact voor het sluiten van de poort activeert staat het
symbool van een gesloten slot (zie Fig. 17).
Handel als volgt om de twee eindschakelaarmagneten op correcte wijze te
plaatsen:
Fig. 14
Assembleer de twee magneten zoals aangegeven in figuur 17.
Zet de aandrijving op handmatige bediening, zoals aangegeven in
hoofdstuk 8, en schakel de voeding naar het systeem in.
Fig. 15
Zet de poort met de hand open tot 4 cm van de mechanische eind-
aanslag.
Schuif de magneet met het open slot over de tandheugel in de ope-
ningsrichting, zie figuur 18. Schuif, zodra de led van de eindschakelaar
voor het openen op de kaart dooft, de magneet nog 10 mm verder
en zet hem vast met de bijbehorende schroeven (Fig. 18 ref. ).
29
6. INBEDRIJFSTELLING
Alvorens een willekeurige ingreep op de kaart uit te voeren (aan-
sluitingen, programmering, onderhoud), moet altijd de stroom-
voorziening worden uitgeschakeld.
Om de magneten van de eindschakelaar correct te plaatsen
moet de besturingeenheid reeds zijn geïnstalleerd en correct zijn
aangesloten op alle bediening- en beveiligingsaccessoires.
De hieronder beschreven handelingen betreffen een installatie
die links sluit (zie Fig. 6). Bij een installatie die rechts sluit (zie Fig. 5)
moeten de twee magneten op de tandheugel worden omge-
draaid.
Fig. 16
Fig. 17