7.3.3 Brander reinigen
3
5
Afb. 7.3 Reiniging van de brander
• Maak de branderbuizen (4) in de buurt van de primaire
luchtaanzuiging en de uitlaatopeningen schoon met
een penseel of een borstel (geen staalborstel!).
• Reinig de hoofdbranderbekken (6), de ontstekings-
elektroden (5) en de ionisatie-elektrode (3).
7.3.4 Meten van het afvoergasverlies
Voor de bepaling van het afvoergasverlies moeten het
CO
-gehalte in het afvoergas, de afvoergastemperatuur
2
en de ruimteluchttemperatuur gemeten worden. Met
moderne elektronische analyseapparaten voor afvoergas
kunnen meerdere meetgrootten tegelijkertijd vastgesteld
resp. berekend worden:
- - CO
-gehalte (of O
-gehalte)
2
2
- afvoergastemperatuur
- ruimtelucht
- temperatuur
- CO-gehalte
- schoorsteentrek
- afvoergasverlies (wordt automatisch berekend)
Installatie- en onderhoudshandleiding atmoVIT combi
7.3.5 Veiligheidsinrichtingen controleren
Veiligheidstemperatuurbegrenzer controleren
• Sluit de verwarmingskring af.
• Stel het toestel op max. voorlooptemperatuur in en
• Start na 2 min. wachttijd (temperatuurevenwicht) het
De ketel moet bij 110 °C uitschakelen.
4
6
Afb. 7.4 Testprogramma P5 starten
• Ontgrendel na het afkoelen van de ketel de
Gasstookautomaat controleren
• Trek de stekker van de ionisatiekabel eraf.
De brandervlammen moeten onmiddellijk doven.
De gasstookautomaat start na ca. 30 seconden opnieuw.
Na de derde mislukte ontstekingspoging schakelt de
gasstookautomaat op storing. In het display verschijnt de
foutmelding F.29.
• Steek de stekker van de ionisatiekabel weer erin.
Na ca. 5 seconden kan de ketel ontgrendeld worden.
Afvoergassensor controleren
• Sluit de gasafvoerbuis af met geschikte middelen
Het apparaat moet binnen 2 minuten uitschakelen (bij
instelling op nominaal vermogen).
Inspectie en onderhoud 7
verwarm het toestel tot aan de regeluitschakeling.
testprogramma P5.
+
veiligheidstemperatuurbegrenzer (zie hoofdstuk 8.2).
(een gasafvoerwaaier is verkrijgbaar als
vervangingsonderdeel).
BE
23
FL