9.
Weerstandsmeting (afbeelding J)
-
De weerstandsmeting moet worden uitgevoerd op span-
ningsvrij geschakelde installatieonderdelen, eventueel
moeten condensatoren worden ontladen.
-
De teststaven L1/-
gesloten en de drukschakelaar
greep L2
en „Ohm" op het LC-display
tie „OL" duidt op een meetwaarde buiten het meetbereik.
-
De weerstandsmeting is gedurende ca. 10 seconden ac-
tief.
-
Leg de teststaven L1/-
installatieonderdelen om weerstanden van 0,1 kΩ tot
300 kΩ te meten.
Opmerking:
Indien nodig kan bij een geactiveerde weerstandsmeting een
nulafstelling worden uitgevoerd. Hiervoor moeten de teststa-
2
ven L1/-
de drukschakelaar
rende ca. 2 seconden worden ingedrukt tot „0,0" kΩ op het
LC-display verschijnt.
10. Diodetest (afbeelding K/L)
-
De diodetest moet worden uitgevoerd op spanningsvrij
geschakelde installatieonderdelen, eventueel moeten
condensatoren worden ontladen.
-
De teststaven L1/-
sloten en de drukschakelaar
9
L2
moet 2x worden bediend tot het diodesymbool
en „diod" op het LC-display
„OL" V
DC
-
De diodetest is gedurende ca. 10 seconden actief.
-
Leg de teststaaf L1/-
3
L2/+
ning van 0,3 V tot 2 V te bepalen. Bij een defecte (doorge-
legeerde diode) wordt een spanningswaarde van ca. 0,0 V
weergegeven.
-
Bij een in blokkeerrichting geteste diode geeft het LC-
display „OL" aan.
11. Kabelbreukdetector (afbeelding M)
-
De kabelbreukdetector lokaliseert contactloos kabelbreu-
ken aan open liggende en onder spanning staande leidin-
gen.
-
Schakel de spanningstester in door de drukschakelaar
in de indicatiehandgreep L2
10 seconden ingeschakeld!). Bij een ingeschakeld appa-
raat geeft de indicatie „0,0" aan.
-
Neem de indicatiehandgreep L2
pervlak vast en ga met de detector
onder spanning staat (bijv. kabeltrommel of lichtketting),
van het voedingspunt (fase) in de richting van het andere
leidinguiteinde.
-
Zolang de leiding niet onderbroken is, knippert de gele
LED Ω
-
Het kabelbreukpunt is gelokaliseerd, zodra de gele LED Ω
M
dooft.
Opmerking:
De kabelbreuk detector kan geaard stopcontact van 230 V,
50/60 Hz (fase naar aarde) worden gebruikt. Isolerende be-
schermende kleding en de plaatselijke omstandigheden kun-
nen invloed hebben op de functie.
12. Meetpunt-/displayverlichting (afbeelding N)
-
De meetpuntverlichting
door bediening (1 seconde) van de drukschakelaar
de indicatiehandgreep L2
-
Het automatisch uit na 10 seconden
-
De achtergrondverlichting van het LC-display
automatisch geactiveerd via een lichtsensor
13. Batterij vervangen (afbeelding O)
-
Het apparaat mag niet onder spanning worden gezet bij
een geopend batterijvak!
-
Het vervangen van de batterijen is noodzakelijk, wanneer
op het LC-display
-
Het batterijvak bevindt zich aan de achterzijde van de indi-
catiehandgreep L2/+
-
Draai de schroef van het deksel van het batterijvak los
en vervang de gebruikte batterijen door twee nieuwe bat-
terijen van het type Micro (LR03/AAA).
-
Let op de juiste plaatsingsrichting van de batterijpolen!
-
Plaats het batterijdeksel op de indicatiehandgreep L2
en draai de schroef vast.
14. Technische gegevens
-
Voorschriften: DIN EN 61243-3: 2015, IEC 61243-3: 2014
-
Nominaal spanningsbereik: 1 V tot AC 1.000 V TRUE
RMS/DC 1.200 V
-
Nominaal frequentiebereik: 0 tot 1.000 Hz*
* DIN EN 61243-3/IEC 61243-3, f: 16 ⅔ tot 500 Hz
-
Spanningsbereik: 6 V - AC 1.000 V TRUE RMS, DC
1.200 V
Resolutie 0,1 V (tot 198,9 V), 1 V (vanaf 199 V)
-
Spanningsbereik < 6 V (Low-Volt): 1,0 V tot AC/DC 11,9 V
Resolutie 0,1 V
Nauwkeurigheid: ± 3 % van de meetwaarde + 5 digits
-
Impedantie (inwendige weerstand) meetcircuit/ lastcircuit:
188 kΩ/ 5 kΩ
-
Stroomopname meetcircuit: I
-
Stroomopname lastcircuit: I
-
Polariteitsindicatie: LCD-symbool +/–
-
Indicatie van de fase- en draaiveldrichting: ≥ U
50/60 Hz
-
Doorgangstest: 0 tot 100 kΩ, LED + zoemer, teststroom:
maximum 10 μA
-
Diodetest: 0,3 V - 2,0 V, teststroom: maximum 10 μA
-
Frequentiebereik: 0 - 1.000 Hz,
Nauwkeurigheid: ± 3 % van de meetwaarde + 2 digit
10/2015
9
moet 1x worden bediend tot het symbool kΩ
3
en L2/+
7
in de indicatiehandgreep L2
2
op de anode van de diode om de doorlaatspan-
M
voor doorgang.
6
DUSPOL
2
en L2/+
6
2
en L2/+
moeten worden kortgesloten en moet
3
en L2/+
7
2
op de kathode en de teststaaf
9
kort te bedienen (blijft ca.
4
kan bij geopende teststaven
9
worden ingeschakeld.
het symbool
9
.
< 3,5 mA
s
< 550 mA (1.000 V)
s
digital 1000
®
3
moeten worden kort-
7
in de indicatiehand-
verschijnen. De indica-
3
tegen de te testen
moeten worden kortge-
in de indicatiehandgreep
6
verschijnen. Indicatie:
9
over het volledige op-
5
over een leiding die
verschijnt.
9
gedu-
7
7
in
6
wordt
N
.
9
230 V,
n
55