19.
OPSPOREN EN OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
PROBLEMEN
1. De motoren P1
(of
Hoofdm.)
en/of P2 en/of P3
en/of P4 krijgen
geen voeding.
2. De pomp P1 (of
Hoofdp.)
en/of
P2 en/of P3 en/of
P4
blijft
afleveren
en
reageert niet op
de bedieningen.
3. Er is geen druk
in de installatie.
CONTROLES
(MOGELIJKE OORZAKEN)
A. De thermische magneetschakelaar
van het schakelpaneel (ref. QM1
en/of QM2 en/of QM3 en/of QM4)
of
de
differentiaalschakelaar
verdeelinrichting heeft ingegrepen.
B. Er is geen spanning op de klemmen
L1-L2-L3.
C. De veiligheidszekeringen FU2 en/of
FU3 hebben ingegrepen en het
controlelampje (ref. HL1) brandt
niet.
D. De relais ref. KM1 en/of KM2 en/of
KM3 en/of KM4 trillen.
A. De druktransducer is defect en de
elektronische
"Pumps
Controller"
SENSOR
(BROKEN SENSOR).
B. De relais KM1 en/of KM2 en/of
KM3
en/of
KM4
(contacten vastgesmolten).
C. De
elektronische
"Pumps Controller" is defect.
D. De
elektronische
"Pumps
Controller"
FOUT (ERROR) parameters.
A. De
elektronische
"Pumps
Controller"
ingeschakeld. De aansluitklem voor
de afstandsbediening (ref. 1-2) staat
open.
NEDERLANDS
A. Controleer de isolatie van de kabels van
de elektropomp. Voer een reset uit van de
thermische magneetschakelaar binnen in
automatische
het schakelpaneel (ref. QM1-QM2-QM3-
van
de
QM4) of van de differentiaalschakelaar
van de verdeelinrichting.
B. Controleer de aansluitkabels van het
schakelpaneel
stroomonderbrekers die in de installatie
hebben ingegrepen.
C. Identificeer een eventuele kortsluiting en
vervang de zekeringen die ingegrepen
hebben. Als de storing aanhoudt contact
opnemen met de DAB-servicedienst.
D. De voedingsspanning is ontoereikend.
A. Controleer de aansluitingen of vervang
regeleenheid
de elementen.
signaleert
DEFECT
B. Vervang de component(en).
zijn
defect
C. Vervang de regeleenheid.
regeleenheid
D. Herzie de kalibratie van de parameters.
regeleenheid
signaleert
regeleenheid
A. Sluit de aansluiting van de klem.
is
niet
85
TYPE INGREEP
en
schakelaars
of