Horizontaal en verticaal nivelleren
2
Deactiveer de transportbeveiliging en zet de schuifschakelaar (3) op ‚ON'. De horizontale laserlijn
verschijnt. Met behulp van de keuzetoets kunnen de laserlijnen afzonderlijk worden geschakeld.
LASER
LASER
Voor de horizontale en verticale nivellering moet de transportbeveiliging gedeactiveerd zijn. Zodra
!
het apparaat zich buiten het automatische nivelleerbereik van 3° bevindt, knipperen de laserlijnen.
Positioneer het apparaat zodanig dat het zich binnen het nivelleerbereik bevindt.
Neigingsmodus
3
Ontgrendel de transportbeveiliging niet, zet de schuifschakelaar (3) in de middelste stand en selecteer de
lasers met de keuzetoets. Nu kunnen schuine vlakken en neigingen worden aangelegd. In deze modus
worden de laserlijnen niet meer automatisch uitgelijnd. Dit wordt gesignaleerd door de knipperende
laserlijnen.
LASER
LASER
Handontvangermodus
4
Optioneel: Werken met de laserontvanger RX
Gebruik een laserontvanger RX (optioneel) voor het nivelleren
op grote afstanden of in geval van niet meer zichtbare laserlijnen.
Schakel de lijnlaser voor werkzaamheden met de laserontvanger in
de handontvangermodus door op de toets 5 te drukken. Nu pulseren
de laserlijnen met een hoge frequentie en de laserlijnen worden
donkerder. De laserontvanger kan de laserlijnen dankzij het pulseren
registreren.
!
Neem de gebruiksaanwijzing van de dienovereenkomstige laserontvanger in acht.
14
NL
LASER
LASER
LASER
LASER
LASER
LASER