Een gemiddelde instelling is
over het algemeen het
meest geschikt.
De exacte instelling moet echter worden
gekozen rekening houdend met het feit
dat de temperatuur in het apparaat
afhankelijk is van:
• de kamertemperatuur
• hoe vaak het deksel wordt geopend
• de hoeveelheid voedsel die wordt
bewaard
• de plaats van het apparaat.
LET OP!
Als de
omgevingstemperatuur hoog
is of als het apparaat
volledig gevuld is en de
thermostaatknop op de
koudste instelling staat, kan
het apparaat continu
werken, waardoor er ijs op
de achterwand gevormd
wordt. In dat geval moet de
knop op een hogere
temperatuur gezet worden
om automatische ontdooiing
mogelijk te maken en
zodoende het
energieverbruik te beperken.
5. DAGELIJKS GEBRUIK
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
5.1 Eerste inschakeling
LET OP!
Laat, voordat u de stekker in
het stopcontact steekt en de
koelkast voor de eerste keer
aanzer, het apparaat eerst
minimaal 4 uur rechtop
staan. De olie heeft dan
genoeg tijd om terug te
keren naar de compressor.
Anders kunnen de
compressor of de
elektronische onderdelen
beschadigd raken.
4.4 Alarm bij hoge temperatuur
Een temperatuurstijging in het vriesvak
(bijvoorbeeld doordat de stroom is
uitgevallen of doordat de deur open
staat) wordt aangegeven door een
knipperend alarmlampje.
Als de normale omstandigheden zijn
hersteld, stopt het alarmlampje met
knipperen.
5.2 Het bewaren van
ingevroren voedsel
Als u het apparaat voor het eerst of na
een periode dat het niet gebruikt is
inschakelt, het apparaat minstens 2 uur
laten werken voordat u er producten in
plaatst.
De vriesladen zorgen ervoor dat u het
voedselpakket dat u wenst, snel en
makkelijk kan vinden. Indien grote
hoeveelheden voedsel moeten worden
bewaard, verwijder dan alle lades
behalve de onderste lade die nodig is
voor een goede luchtcirculatie. Het
voedsel kan op alle schappen tot 15 mm
ver naar de deur uitsteken.
NEDERLANDS
7