op hete oppervlakken voordat u het kind laat plaatsnemen. Het kind zou zich kunnen
NL
verbranden. Dek het verbeterde kinderbeveiligingssysteem af met een lichtgekleurde
deken als u het voertuig verlaat.
2.
Een niet-bevestigd verbeterd kinderbeveiligingssysteem kan iemand verwonden bij
een aanrijding.
3.
Bevestig GEEN extra items aan dit verbeterde kinderbeveiligingssysteem, zoals
bekleding, speelgoed enz.
4.
Controleer voor elk gebruik of het verbeterde kinderbeveiligingssysteem veilig is
bevestigd en of het veiligheidsharnas juist is afgesteld voor het kind. ONTHOUD:
Extra kleding aan- of uitdoen (zoals een trui of een jas) verandert de pasvorm van
het gordelharnas.
5.
Controleer voor elk gebruik of het verbeterde kinderbeveiligingssysteem veilig is
vergrendeld.
6.
Als de stoel van het voertuig een verstelbare rugleuning heeft, zorg er dan voor dat
deze in de meest verticale positie staat en veilig is vergrendeld. Een rugleuning die
niet in de juiste positie staat of niet is vergrendeld, verhindert een correcte installatie
van het kinderzitje en voorkomt een goede bescherming van het kind.
7.
Gebruik het verbeterde kinderbeveiligingssysteem NIET als de oren van het kind
boven de hoofdsteun van het verbeterde kinderbeveiligingssysteem uitkomen.
8.
Laat u tijdens het rijden NOOIT afleiden door een huilend kind. Haal een kind nooit
uit het verbeterde kinderbeveiligingssysteem om het te troosten terwijl het voertuig
in beweging is.
9.
Geef kinderen GEEN items zoals een lolly of een ijsje op een stokje. Dergelijke items
kunnen een kind verwonden als het voertuig moet uitwijken of een hobbel raakt.
10.
Leg scherpe of zware voorwerpen in de kofferbak. Alles wat los zit, kan dodelijk zijn
bij een aanrijding.
11.
Bij koud weer hebben kinderen mogelijk een extra deken nodig. Plaats het kind dan
eerst in het verbeterde kinderbeveiligingssysteem en leg het deken daarna over zowel
het kind, met de gordel aan, als over het verbeterde kinderbeveiligingssysteem.
GEBRUIK VOOR PREMATURE KINDEREN
Voordat u dit verbeterde kinderbeveiligingssysteem gebruikt voor te vroeg geboren
kinderen of kinderen met een laag geboortegewicht, moet u controleren of aan de
vereisten voor kinderen is voldaan. Bovendien moeten de richtlijnen in dit hoofdstuk
worden gevolgd.
1.
Alle kinderen moeten zo lang mogelijk achterwaarts gericht in de auto reizen.
2.
Te vroeg geboren baby's en baby's met een laag geboortegewicht lopen extra
risico op ademhalingsmoeilijkheden en hartproblemen wanneer ze in een verbeterd
kinderbeveiligingssysteem worden geplaatst.
3.
Het is verplicht voor alle zuigelingen die eerder dan 37 weken zijn geboren en alle
pasgeborenen die bij de geboorte minder dan 2,26 kg wegen, hen vóór hun eerste
autorit te controleren op ademhalingsmoeilijkheden of hartritmestoornissen wanneer
ze in een achterwaarts gericht verbeterd kinderbeveiligingssysteem reizen.
4.
Het wordt aanbevolen dat het ziekenhuispersoneel uw kind in het verbeterde
kinderbeveiligingssysteem observeert gedurende een periode van 90 tot 120 minuten
of de duur van de reis, afhankelijk van wat het langst is. Deze observatieperiode
moet worden uitgevoerd met het kind in de juiste positie zoals beschreven in deze
instructies en met het verbeterde kinderbeveiligingssysteem in een hoek die is
goedgekeurd voor gebruik in het voertuig. Het ziekenhuispersoneel zal controleren op
ademhalingsmoeilijkheden of hartritmestoornissen.
5.
De kinderarts van het kind zal u laten weten of er speciale overwegingen voor het
reistraject zijn. Het aantal reizen en de duur van de tijd dat het kind in het verbeterde
kinderbeveiligingssysteem zit, moet tot een minimum worden beperkt. Een verzorger
18