3.4 Energie-efficiëntie
De energie-efficiëntie van uw kachel wordt bepaald door de hoeveelheid
geleverde warmte-energie ten opzichte van de hoeveelheid afgegeven
warmte (warmteafgifte).
De iQ-technologie regelt de optimale hoeveelheid verbrandingslucht voor de
ideale situatie.
Daardoor worden de uitstoot en het warmteverlies door de afvoer
van de rookgassen via de schoorsteen op gecontroleerde wijze gereduceerd.
(Verhoging van de efficiëntie).
Om ervoor te zorgen dat uw kachel zo energiezuinig mogelijk is, moeten de
volgende punten in acht worden genomen/uitgevoerd:
► Let op de hoeveelheid brandstof (voorkom overbelasting).
► Gebruik alleen brandstoffen die in de gebruiksaanwijzing
zijn voorgeschreven.
► Voer regelmatig inspecties/reiniging uit
(zie hoofdstuk 7 Instandhouding)
► Bij te veel onderdruk in de schoorsteen de nodige
maatregelen treffen (bijv. installatie van een trek-
begrenzer)
4 Verbrandingsluchtstromen
4.1 Roosterlucht, raamluchtspoeling en achterwandlucht
Roosterlucht
:
A
De roosterlucht is de lucht die rechtstreeks en meestal van onderaf door het
rooster naar de brandstof wordt gevoerd.
Het voorziet het gloedgebied van zuurstof en wordt vaak alleen in de
opwarm-fase gebruikt.
Raamluchtspoeling
:
B
De raamluchtspoeling zorgt voor de hoofdluchttoevoer naar de vlammen en
het gloedgebied.
Deze wordt van boven naar beneden langs de ruit van de verbrandingsruimte
geleid en dient om de vorming van roetaanslag op de ruit te verminderen.
Het zorgt dus voor een doeltreffende en schone verbranding van de
houtgassen.
Achterwandlucht
:
C
De achterwandlucht stroomt vanuit het achterste gedeelte in de
verbrandingsruimte. Het verbetert de vermenging met zuurstof in de delen
van de verbrandingskamer die niet worden bereikt door de raamluchtspoeling.
Door de achterwandlucht wordt de uitstoot verminderd en het rendement
verhoogd.
5 Plaatsing, installatie en montage
5.1 Voorbereidende maatregelen voor de plaatsing
De volgende voorwaarden moeten vóór het plaatsen worden gecontroleerd:
Plaats van opstelling:
▪ Controleer het draagvermogen op de plaats van opstelling.
De verdeling van de last kan worden verbeterd door gebruik
van een vloerplaat. Als u niet zeker van uw zaak bent, kunt u
informatie inwinnen bij een deskundige of bij uw architect.
▪ Controleer of het oppervlak egaal en horizontaal is. Gebruik een
waterpas.
▪ Controleer of de veiligheidsafstanden (hoofdstuk 5.3 Veiligheids-
afstanden bij de plaatsing en installatie) in acht kunnen worden
genomen.
▪ Controleer het materiaal van de vloer. Bij brandbare vloerbekleding
is een brandwerende bodemplaat voor en naast de kachel vereist.
▪ Controleer of de kachel vrij kan staan. De inbouw in nissen of
het aanbrengen van extra bekleding is niet toegestaan.
▪ Sluit geen ventilatie- of convectie-openingen van de kachel af.
▪ Sluit de iQ-technologie onder de kachel niet aan op een 230 volt
stopcontact.
Alleen een 5 volt USB-aansluiting onder de kachel is toegestaan.
Schoorsteen:
▪ De schoorsteen moet geschikt zijn voor vaste brandstoffen en
moet voldoen aan de wettelijke voorschriften van het betreffende land.
▪ De constructie van de schoorsteen en de effectieve schoorsteenhoogte
moeten voldoen aan de voor de haard vereiste minimumdruk.
▪ Met een schoorsteenberekening volgens EN 13384-1/2 kan het
bewijs voor de geschiktheid van het systeem worden vastgesteld.
▪ De temperatuurklasse van het rookgassysteem (schoorsteen en
rookkanaal) moet ten minste T400 roetbrandbestendig zijn.
▪ De diameter van de schoorsteen moet overeenkomen met de diameter
van het rookkanaal. Als de effectieve schoorsteenhoogte te klein is en/
of de diameter van de schoorsteen te groot of te klein is, kan dit de trek
nadelig beïnvloeden.
▪ De vereiste onderdruk (schoorsteentrek) voor uw model kachel
staat vermeld in hoofdstuk 11.2 Technische gegevens. Als uw kachel
wordt gebruikt met een hogere onderdruk dan de maximaal toelaatbare
afb. 2
onderdruk, zal de uitstoot toenemen.
Uw kachel wordt zwaar belast en kan beschadigd raken.
▪ De max. toegestane onderdruk voor de kachel is 25 Pascal.
Om de onderdruk te beperken, kan een smoorklep of een
onderdrukbegrenzer nuttig zijn (alleen bij kamerluchtafhankelijk
gebruik).
nl
113