NL
BE
3. Start de motor zonder choke:
Laat de chokehendel (4) in positie
.
4. Houd het apparaat met één hand aan
de bovenste schachtbuis (10) vast.
Met de andere hand trekt u meermaals
snel aan de startkabel aan de starter-
hendel (3) totdat de motor start.
Let op! Starterkabel niet te ver uit-
trekken – gevaar voor een breuk!
5. Wanneer motor start, verder met punt
8.
Indien de motor na meerdere startpogin-
gen niet start:
6. Start het apparaat met choke:
Zet de chokehendel (4) in positie
Indien de motor even start en weer uitgaat:
7. Zet de chokehendel (4) in de middelste
positie
en herhaal de startpogingen
totdat de motor start.
8. Laat de motor bij nullasttoerental warm
draaien (ongeveer 30-90 seconden
lang).
9. Bevestig het apparaat aan de aange-
dane draagriem (zie hoofdstuk „Draag-
riem aandoen").
10. Om te maaien houdt u de gashendel-
blokkering (41) ingedrukt en bedient u
de gashendel (42). Bij bediening van
de gashendel springt de chokehen-
del (4) automatisch achteruit.
11. Om de motor uit te schakelen, zet u de
schakelaar "Aan/uit" (40) omhoog 0 .
Start de motor na herhaalde po-
gingen niet, geef gevolg aan de
in het hoofdstuk „Foutopsporing"
vermelde instructies.
144
afb. 10
10
3
.
Bediening
Werkwijze
•
Let bij het maaien op landspecifieke
c.q. gemeentelijke voorschriften.
•
Maai niet tijdens de algemeen gelden-
de rusttijden.
•
Verwijder vaste voorwerpen zoals ste-
nen, metaal en dergelijke. Deze kun-
nen worden weggeslingerd, wat kan
resulteren in schade of letsel.
•
Bij het maaien in hoog struikgewas of
hekken moet de werkhoogte minimaal
15 cm bedragen. Dan worden dieren
zoals egels niet geraakt.
Werk veilig en doordacht!
•
Houd het apparaat telkens stevig vast
met beide handen (zie afb. 8)!
•
Maai uitsluitend gras en onkruid! Let
op wortels of boomstronken, hierover
kunt u struikelen.
41
40
42
10
22
4
3