graden ten opzichte van de draaiingsbeginpositie en de horizon. Als
de laser beweegt wordt de huidige waypoint-positie getoond en de
beweegrichting groen gemarkeerd (omhoog, omlaag, rechts of links).
7. Menu:
• Patronen: Patronen (hoofdstuk 4.2) en patroon bewerken (hoofdstuk 4.3).
• Tijdsintervallen: Tijdsintervallen activeren en instellen (hoofdstuk 4.4).
• Interval: Stel de wachttijd tussen de uit te voeren patronen in
(hoofdstuk 4.5).
• Instellingen: Algemene instellingen (hoofdstuk 4.6).
8. Uitloggen
9. START/STOP: Druk op 'Start' om de Agrilaser Autonomic te activeren
voor actieve vogelverjaging. Druk op 'Stop' om de Agrilaser Autonomic
uit de verjaagmodus te halen (Standby). Er zullen geen verjaagacties
worden uitgevoerd.
10. Selectie tijdsinterval: Tijdsintervallen toegewezen aan het patroon zijn
wit gemarkeerd.
11. Test: Voer een test uit van het geselecteerde patroon.
12. Patroon bewerken: Maak een nieuw patroon aan of bewerk een
bestaand patroon (hoofdstuk 4.3).
4.3 Patroon bewerken (figuur 7.3)
1. START/STOP laser: Knop om de laser te activeren en te deactiveren.
2. Waypoint: De waypoint-teller toont het aantal waypoints dat het
patroon bevat.
3. Nieuw waypoint opslaan: Slaat de huidige positie van de laser op als
een nieuw waypoint.
4. Laatste waypoint verwijderen: Verwijdert het laatste waypoint van het
patroon. De laser gaat terug naar het eerder opgeslagen waypoint.
5. Patroonnaam bewerken: Optie om het patroon een unieke naam te geven.
6. Annuleren: Annuleert het bewerkingsproces. Alle wijzigingen zullen
ongedaan gemaakt worden.
7. Patroon leegmaken: Verwijdert de waypoints en patroonnaam van
het patroon.
8. Patroon opslaan: Slaat alle aan het patroon gemaakte wijzigingen op.
4.4 Tijdsintervallen (figuur 7.4)
1. Status tijdsintervallen: Actieve tijdsintervallen zijn zwart gemarkeerd.
2. Activering tijdsintervallen: Het tijdsinterval activeren/deactiveren.
Actieve tijdsintervallen zijn wit gemarkeerd.
3. Instellingen tijdsintervallen: Stel de begin- en eindtijd van het
tijdsinterval in.
4.5 Interval (figuur 7.5)
1
Instelling interval: Stel de intervaltijd tussen de patroonreeksen in.
4.6 Instellingen (figuur 7.6)
1. Wachtwoord wijzigen: Wijzig het systeemwachtwoord.
2. Opstartmodus: Geef aan of de laser in verjaagmodus of in standby-
modus moet starten wanneer het systeem wordt aangesloten aan
voedingsstroom.
3. Verwarmelement: Geef aan of de laser automatisch het interne
verwarmelement moet activeren bij lage omgevingstemperaturen. Bij
het gebruik van netstroom; 'Heater: ON' is aanbevolen, bij het gebruik
van zonne-energie; 'Heater: OFF' is aanbevolen.
4.
Projectiesnelheid: Stel de snelheid in waarmee de laser patronen afspeelt.
5. Resetten: Zet de Agrilaser Autonomic terug naar de fabrieksinstellingen.
Alle opgeslagen data zal verloren gaan.
Alle data op de Agrilaser Autonomic wordt bij het resetten
verwijderd. Na het terugzetten naar de fabrieksinstellingen dienen
er opnieuw nieuwe patronen te worden aangemaakt en dienen deze
te worden toegewezen aan nieuwe tijdsintervallen.
Druk, na het voltooien van de patroon- en
tijdsinstellingen, op 'START' aan de rechter
onderkant van het scherm, om de Agrilaser Autonomic te activeren
voor het geautomatiseerd verjagen van vogels.
Klik op 'LOGOUT' om de softwareapplicatie af te
sluiten. Haal de USB-kabel niet uit de Agrilaser
Autonomic of uit uw computer voordat u uitgelogd bent, omdat dit
tot verlies van patronen of andere instellingen kan leiden.
5. Onderhoud
VOORZICHTIG: Schakel de Agrilaser Autonomic altijd uit voordat u er
onderhoud aan uitvoert.
Voer de volgende onderhoudsstappen (ten minste) één keer per
week uit:
• Controleer of de Agrilaser Autonomic niet op zijn plaats wiebelt of kantelt.
Voeg meer ballast toe aan het frame of zet het systeem sterker vast aan
de ondergrond indien de stabiliteit is afgenomen.
• Controleer of de Agrilaser Autonomic de patronen uitvoert op de correcte
gebieden.
Voer de volgende onderhoudsstappen (ten minste) één keer per
maand uit:
• Maak de lens schoon met een natte doek. Het schoonmaken van de lens
voorkomt ongewenste laserreflecties en een verminderde effectiviteit.
• Controleer of de beweging van het motorplatform wordt belemmerd.
Verwijder vuil tussen de bewegende delen van het motorplatform.
• Pas de machine tijds-instellingen aan, aan de lokale omstandigheden.
START
LOG OUT
Gebruikershandleiding Agrilaser
Autonomic
®
EN
NL
FR
DE
ES
PT
IT
20