Gebruik
3.9 Bochten
Neem nooit bochten met volle
snelheid. Verminder snelheid
voor het nemen van bochten.
Gebruik de richtingaanwijzers bij
het veranderen van de
rijrichting.
Afbeelding 3.10
3.10 Trottoirs
Oprijden van trottoirs
1. Ga met de rolstoel recht tegen het
trottoir staan (afb. 3.10).
2. Beweeg de joystick langzaam naar
voren. Rijd het trottoir op zonder
van richting te veranderen.
3. Zodra de voorwielen het trottoir zijn
opgereden, moet u snelheid
houden om ook de achterwielen
het trottoir te laten beklimmen. Als
u een trottoir niet opkomt, moet u
een lager deel zoeken.
Afrijden van trottoirs
1. Ga met het voorwiel recht voor de
rand van het trottoir staan.
2. Beweeg de joystick langzaam naar
voren. Rijd voorzichtig van het
trottoir af, zonder van richting te
veranderen.
Rijd nooit met de rolstoel van een
trap af.
20
3.11 Hellingen
1. Rijd op hellingen altijd langzaam
en geconcentreerd.
2. Vermijd plotselinge en
schokkende bewegingen.
3. Probeer op hellingen zo weinig
mogelijk van richting te
veranderen.
4. Draai niet op een helling.
5. Rijd alleen op een helling met
alle vertsellingen in de laagste
stand en de beensteunen z over
mogelijk naar beneden.
6. Het kan zeer gevaarlijk zijn om
achterwaarts op een helling te
rijden.
7. Rijd niet op hellingen met los
grind of een zanderig wegdek,
omdat een van de aandrijfwielen
dan kan slippen/spinnen.
8. Indien u merkt dat uw snelheid
sterk terug loopt bij het rijden op
een helling, moet u een minder
steile route nemen.
9. Voorkom dat de rolstoel een te
hoge snelheid behaalt.
10. Te lang op een helling rijden kan
oververhitting van de motor tot
gevolg hebben.
11. Met het vooruit afdalen met een
voorwielaangedreven rolstoel
raden we altijd een anti-tip aan.