3.6 Rijden
In het verkeer bent u als rolstoel-
gebruiker kwetsbaar. Houd er
rekening mee dat u niet altijd
door andere verkeersdeelnemers
wordt opgemerkt. Houdt u aan
de geldende verkeersregels.
Vermijd eenzame routes, zodat
er in geval van nood snel voor
hulp gezorgd kan worden.
Controle voor het rijden
Voor het rijden is het van belang om
de volgende punten te controleren:
Of de banden voldoende
opgepompt zijn.
Of de accu's voldoende zijn
opgeladen.
Of alle lichtjes op het
bedieningspaneel branden
Of de vrijloop van beide motoren
uitgeschakeld is
Of de remmen goed functioneren
Als alles akkoord bevonden is, kan er
met de rolstoel gereden worden.
Indien tijdens het inschakelen de
joystick niet geheel in de
nulstand staat, doordat u de
joystick aanraakt, zal de
elektronica in storing vallen. Het
lichtje van de AAN/UIT-toets zal
nu gaan knipperen.
Om deze storing op te heffen
moet de rolstoel uit- en daarna
weer ingeschakeld worden,
waarbij de joystick in de
'nulstand' staat. Door deze
beveiliging kan de rolstoel niet
plotseling gaan rijden.
Gebruik
17