5.1 Aanduiding van de flitsfunctie
In het display wordt ingestelde flitsfunctie
TTL
aangegeven. Daarbij zijn, afhankelijk van het
type camera verschillende voor de telkens
0.8 - 9.0 m
ondersteunde TTL-flitsfunctie (bijv.
TTL FP
M-
5,6
m
35
Zoom
F
m
(zie 7.3).
EV
5.2 Aanduiding van de reikwijdte
Als de camera is voorzien van een objectief
met CPU, verschijnt in het display een aan-
duiding van de reikwijdte
Hiervoor moet een uitwisseling van gegevens
tussen camera en flitser plaats hebben
x
gevonden, bijvoorbeeld door het aantippen
van de ontspanknop op de camera. De reik-
wijdte kan zowel in meters (m) of in feet (ft)
worden aangegeven (zie 11.7).
+
Er verschijnt geen aanduiding van de reik-
wijdte. . .
- als er geen gegevens door de camera
werden overgebracht,
- als de kop van de reflector uit zijn normale
positie (naar boven of zijwaarts) is
gezwenkt,
- Wanneer de flitser in de REMOTE MASTER;
REMOTE SLAVE of SERVO-flitsfunctie werkt.
108
TTL
) en de manual flitsfunctie M mogelijk
en
TTL
0.8 - 9.0 m
M-
5,6
m
35
Zoom
F
m
EV
Aanduidingen van de reikwijdte in de TTL-/
TTL FP flitsfuncties
TTL
In de TTL-flitsfuncties (
en
wordt in het display de waarde voor de mini-
male en de maximale reikwijdte van het flits-
licht aangegeven.
De aangegeven waarde geldt voor een reflec-
tiegraad van het onderwerp van 25%, wat
voor de meeste opnamesituaties een correc-
te waarde is.
Grote afwijkingen van deze reflectiegraad, bij
zeer sterk of juist zeer zwak reflecterende
onderwerpen kunnen de reikwijdte van het
flitslicht beïnvloeden.
Het onderwerp moet zich in een bereik van onge-
veer 40% tot 70% van de aangegeven waarde
bevinden. De elektronica heeft dan voldoende
speelruimte voor een goede belichting.
Om overbelichting te vermijden moet u min-
stens de afstand die in het display als mini-
mum staat aangegeven, aanhouden.
Het aanpassen aan de betreffende opnamesitua-
tie kan bijv. door het veranderen van de diafrag-
maopening van het objectief worden bereikt.
TTL FP
; zie 7)