5450210-Akku-Schra_man 11.03.16 08:41 Seite 58
8 – Gebruik en werkwijze
Gereedschappen plaatsen (Afb. 3
Bitadapter (b) tot aan de aanslag in de
bithouder (4) plaatsen. Een voor de
schroef geschikte bit (a) uitzoeken en in
de bithouder zetten.
De bits voor de schroevendraaier en
boormachine met een lengte vanaf
50 mm kunnen ook direct in de
bitopname gezet worden.
Draairichting Rechts-/
linksdraaiend vastleggen
Schroeven erin draaien:
Omschakelaar rechts-/links -
draaien (2) conform Afb. 1 op
"rechtsdraaien" zetten.
Schroeven eruit draaien:
Omschakelaar rechts-/links -
draaien (2) conform Afb. 1 op
"linksdraaien" zetten.
Het led-laad- en draairichtingsdisplay (5)
geeft tijdens de werking, afhankelijk van
de stand van de schakelaar "Draaiing
naar rechts/draaiing naar links" (2), de
ingestelde draairichting door oranje licht
van de betreffende pijlaanduidingen aan:
draaiing naar rechts = ▲, draaiing naar
links = ▼
Voor ingebruikneming
Accuschroevendraaier met een
passende bit of steeksleutelinzetstuk
stevig op de schroef zetten.
58
Aan-/Uitschakelen
OPGELET! Risico van doldraaien
door te diep indraaien van
schroeven. Ga aandachtig te werk en
beëindig het vastschroeven evt. iets
vroeger en draai de schroef vast met
een schroevendraaier. Tests uitvoeren!
• Inschakelen:
Aan-/Uitschakelaar (1) indrukken: Het
schroeven begint. Houd tijdens het
schroeven de schakelaar ingedrukt.
• Uitschakelen:
Zodra de schroef volledig in- of
uitgedraaid is de in-/uitschakelaar
loslaten. De werking wordt beëindigd en
de werklamp dooft.
LED-werklamp inschakelen
Terwijl het apparaat ingeschakeld
is, licht de LED-werklamp (3) op
voor een beter zicht en om veilig
te werken op donkere plaatsen. De
werklamp dooft bij het loslaten van de
in-/uitschakelaar.
LET OP! Kijk niet direct in het
werklicht en de leds van de
accu-laadindicator, omdat dit
oogletsels tot gevolg kan hebben.
9 – Onderhoud en
milieu bescherming
Huis uitsluitend met een vochtige doek
reinigen – geen oplosmiddel gebruiken!
Droog het apparaat vervolgens goed af.
De bewaarplaats moet droog en vorstvrij
zijn, de omgevingstemperatuur mag niet
meer dan 50 °C bedragen.