☞
Belangrijk!
Voor de montage dienen de buisleidingen conform DIN 1988 te worden gespoeld.
☞
Ter bescherming van de tegels bij het aftekenen en boren van de markeringen schil-
dersplakband gebruiken. Boor met laag toerental.
☞
Afhankelijk van de gesteldheid van de wand eventueel speciale pluggen (te voorzien
door klant) gebruiken.
Afb. A: wateraansluiting aan de bovenkant
Afb. B: wateraansluiting aan de achterkant
12.1 Alleen bij wateraansluiting aan de achterkant: Monteer haakse aansluitstukken (b)
afdichtend.
12.2 Schroef waterhoeveelheidreguleringen (b) afdichtend erin.
12.3 Plaats waterhoeveelheidreguleringen zo, dat afsluitbout en bedieningselement vrij
toegankelijk zijn.
12.4 Voor een hoogte van de douchekop van 2,10 m tot 2,30 m moeten de boringen voor
de bevestiging op een hoogte (c) van 2,12 m tot 2,32 m vanaf bovenkant afgewerkte
vloer worden gemarkeerd.
12.5 Boor volgens de markeringen.
12.6 Breng de pluggen aan.
12.7 Schroef de inhaaklijst vast.
12.8 Haak het douchepaneel in.
12.9 Markeer de overige boring.
12.10 Haal het douchepaneel weg.
12.11 Boor volgens de markeringen.
12.12 Breng de plug aan
☞
Batterijvak of netvoeding en verlengkabel worden niet meegeleverd (zie Toebe-
horen,
Hoofdstuk
☞
Als een netvoeding voor wandinbouw wordt gebruikt, moet deze op ca. 3 m afstand
van de douche worden ingebouwd.
12.13 Verbind de sensor AQUACONTACT (f) met
– een batterijvak (d)
of
– een netvoeding voor wandinbouw (e).
☞
Als de laadstand van de batterij te laag is, knippert de LED met 20 s klokpulsen.
12.14 Alleen bij wateraansluiting aan de achterkant: Voer eerst stappen 12.16 t/m 12.18 uit.
12.15 Haak het douchepaneel in de inhaaklijst in en schroef het vast.
12.16 De wateraansluitingen realiseren.
12.17 De waterhoeveelheidreguleringen met een inbussleutel openen.
g: gesloten
h: open
12.18 De wateraansluitingen op lekkages controleren.
30).
- 75 -